Onze soevereiniteit zint de EU-gelovigen niet
De Amerikanen zijn trots op hun onafhankelijkheid en op de verklaring waarmee zij deze in 1776 uitriepen. De openingspassage uit die verklaring, die elke Amerikaan op school uit zijn hoofd leert, is ook fraai. Maar hun Onafhankelijkheidsverklaring is niet de eerste.
Wij Nederlanders waren hen bijna 2 eeuwen voor met het Plakkaat van Verlatinghe (in 1581). De meeste Nederlanders kennen dat Plakkaat, dat een inspiratiebron is geweest voor de Amerikaanse Founding Fathers, echter niet. De Stichting Nederlandse Onafhankelijkheid wil daar verandering in brengen. Zij streeft ernaar dat 26 juli – de dag van het Plakkaat – onze Onafhankelijkheidsdag wordt, zoals 4 juli dat is in de Verenigde Staten.
Merkwaardige sprekers ter herdenking
De Stichting, die nog onbekender is dan het Plakkaat, laat elk jaar op 26 juli een Onafhankelijkheidsrede uitspreken. Uit de sprekers die worden uitgenodigd blijkt echter een vreemde voorkeur voor lieden die afbreuk willen doen aan onze onafhankelijkheid.
Twee jaar geleden was het Jan Terlouw, de oude leider van D66, de partij die Nederland geheel wil doen verdwijnen in de EU. Vorig jaar was het Herman van Rompuy, een voormalig EU-voorzitter die zich heeft beijverd om (nog meer) macht aan de EU-lidstaten te onttrekken. Deze zomer was het Caroline Gruyters, de columniste die in NRC Handelsblad optreedt als hulp-propagandiste van een steeds sterkere EU. Zij wil ‘op naar een nieuwe definitie van soevereiniteit’.
Volgens De Gruyter moeten we soevereiniteit niet gelijk stellen aan onafhankelijkheid, want landen zijn tegenwoordig hoogst afhankelijk van elkaar, zeker in de Europese Unie. Exact de boodschap die beide sprekers voor haar hadden verkondigd.
Soevereiniteit moet worden gedeeld, stelt De Gruyter. Politici zouden dat aspect van soevereiniteit ‘ook eens moeten laten zien’. Maar dat doen velen allang: zowel EU-functionarissen als Nederlandse politici van bijvoorbeeld D66, Volt en GroenLinks (en niet uitsluitend uit die partijen). Het deuntje dat De Gruyter liet horen is al behoorlijk oud, maar het deugt nog altijd niet. De Gruyter en haar medestanders husselen de begrippen macht, bevoegdheden en soevereiniteit door elkaar.
Macht was altijd ongelijk, maar onafhankelijkheid daarom niet minder waardevol
We zouden Caroline de Gruyter en degenen die vóór haar de tamelijk onbekende Onafhankelijkheidsrede uitspraken kunnen negeren, ware het niet dat EU-politici en -gelovigen al jaren bewust termen van hun ware betekenis trachten te ontdoen en onze onafhankelijkheid met onzinnige argumenten proberen te ondergraven.
Neem bijvoorbeeld de opmerking van De Gruyter dat landen ongelijk zijn qua macht en dat daarom een bestaan als onafhankelijk land geen zin (meer) zou hebben.
Ook vroeger waren er natuurlijk machtige en minder machtige landen. Zo was het Spaanse Rijk waarvan de Nederlanden in de zestiende eeuw deel uitmaakten onmiskenbaar machtiger dan de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën op eigen benen; en toch wilden de Nederlandse opstandelingen onafhankelijk zijn. Omdat zij namelijk zélf wilden bepalen wat goed voor de Nederlanden was, en niet langer wensten te wórden bepaald vanuit El Escorial (het verblijfsoord van de Spaanse koning Filips II).
Het lijkt me toch niet dat wij de onverzettelijkheid van de opstandelingen met terugwerkende kracht moeten betreuren. De kleine Republiek zou nog uitgroeien tot het welvarendste land van Europa ook. Alsmede tot het relatief meest vrije land.
Autonomie va individuen en soevereiniteit van landen
Vergelijk de ongelijkheid tussen landen met die tussen individuele burgers. De laatstgenoemden zijn evenmin qua macht gelijk, en zij zijn voorts in allerlei opzichten afhankelijk van elkaar. En toch hechten we er in een liberale democratie aan dat zij autonomie bezitten.
Dit wil zeggen dat burgers in alle wezenlijke zaken hun eigen leven vorm kunnen geven. Individuele autonomie betekent dat niet burgers met meer macht dit voor hen mogen bepalen, evenmin dat de gemeenschap of de staat alles voor hen beslist. Individuele autonomie houdt juist in dat burgers zélf beslissen over liefde en vriendschap, wat voor werk zij doen en hoe zij hun vrije tijd doorbrengen; kortom dat zij zelf uiteindelijk gaan over de dingen in hun leven die er echt toe doen.
Wat autonomie is voor een individu is soevereiniteit voor een land. Het is zeker zo, dat lang niet alle politiek beslissingen tegenwoordig nog op het Binnenhof in Den Haag vallen. Nogal wat beslissingen worden bijvoorbeeld in Brussel genomen, andere op het niveau van provincie of gemeente. Wat in zulke gevallen is overgedragen zijn bevoegdheden, níet de soevereiniteit.
De soevereiniteit gaat over de Kompetenz-Kompetenz: de bevoegdheid om te bepalen waar welke bevoegdheden worden uitgeoefend. En daar eventueel weer een wijziging in aan te brengen. Bijvoorbeeld door bevoegdheden die zijn toegekend aan een andere bestuurslaag terug te halen.
Soevereiniteit is ondeelbaar
Caroline de Gruyter verwees in haar rede ter ondersteuning van haar betoog dat soevereiniteit zou moeten worden verspreid naar checks and balances. Die zijn inderdaad erg belangrijk in een democratische rechtsstaat.
Maar wat daarmee binnen een land wordt verdeeld zijn macht en bevoegdheden, en bovenal: controle en tegenmacht. Checks and balances hakken de soevereiniteit niet in stukjes. Dat kan ook niet, want soevereiniteit is ondeelbaar.
De soevereiniteit ligt daar waar in laatste instantie de beslissing wordt genomen. In een liberale democratie kan zij, althans voor echte liberalen, nergens anders liggen dan bij de verzameling burgers, waaraan alle gezagsorganen ten slotte hun legitimiteit ontlenen.
John Locke: de burgers beslissen over de soevereiniteit
Deze burgers – de kiezers – kunnen hun vertegenwoordigers machtigen de voorlopig beslissende stem uit te brengen indien er collectieve besluiten moeten worden genomen (veel beter is het indien burgers zoveel mogelijk beslissingen voor zichzelf kunnen nemen). Daarom behoort er geen wet te gelden zonder instemming van het parlement. Maar ook het parlement bezit in een democratie niet de soevereiniteit, al heeft het een machtiging tot nemen of bekrachtigen van collectieve beslissingen.
De liberale denker John Locke gaf reeds eind zeventiende eeuw aan dat het parlement als gemachtigde doch niet-eigenaar van de soevereiniteit nooit zelf soevereiniteit kan overdragen. ‘De macht van het wetgevend orgaan is ontleend aan de burgers (…) en daarom heeft het wetgevend orgaan niet de bevoegdheid om zijn gezag waarmee het wetten uitvaardigt, ergens anders neer te leggen (…). Het wetgevend orgaan mag het nergens anders neerleggen dan waar de burgers dit hebben gedaan.’
In hedendaagse termen: uitsluitend de burgers zelf zijn in een democratie gezamenlijk soeverein. Zij oefenen hun recht uit of in verkiezingen die specifiek over een herverdeling van macht en bevoegdheden gaan of – zuiverder – in een referendum.
‘Een beetje’ soevereiniteit inleveren, wat door EU-gelovigen vaak wordt voorgesteld, is onmogelijk; soevereiniteit overdragen kan wel. Maar dat is dus alleen legitiem wanneer de burgers daar zélf uitdrukkelijk voor kiezen. Dit is ten aanzien van de EU nooit gebeurd. En de EU erkent dit zelf. Artikel 50 van de Verdrag betreffende de Europese Unie regelt immers het recht uit de Unie te treden. Zolang een lidstaat kan uittreden, blijft de soevereiniteit bij de burgers van de afzonderlijke lidstaten berusten.
EU-adepten hebben lak aan eigen EU-verdrag
Wonderlijk genoeg zijn tal van EU-adepten boos geworden toen de Britse kiezers enkele jaren geleden van hun soevereine recht gebruik maakten. Kennelijk respecteren deze EU-adepten zelf het Verdrag betreffende de Europese Unie niet. Natuurlijk mogen zij van mening zijn dat de Britten een onverstandige beslissing hebben genomen. Maar de kern van soevereiniteit is dat uitsluitend het Britse volk zelf daarover beslist. Precies dat hebben de Britten gedaan.
Welke motieven de Britse kiezers hadden, doet weinig ter zake. De bureaucraten van de EU en hun medestanders hebben geprobeerd de Britten bang te maken met voorspellingen over een economische catastrofe die het land te wachten zou staan en zij hopen vurig dat dit uitkomt zodat burgers in andere lidstaten terugschrikken voor eenzelfde stap.
Waar de EU-gelovigen blind voor waren, en zijn, is dat burgers meer laten wegen dan uit de lucht gegrepen economische cijfers. Wat voor de Britten het meest telde was, net als voor de Nederlanders in de zestiende eeuw, het recht om zelf over eigen zaken te kunnen beslissen.
Nederland beschikt nog altijd over volledige soevereiniteit
Of de Britse uittreding navolging verdient is een kwestie waarover de meningen natuurlijk kunnen verschillen. Burgers in elke lidstaat afzonderlijk moeten daarin hun eigen afwegingen (kunnen) maken. Maar in ieder geval waarborgt artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie de ondeelbare soevereiniteit ook van ons Nederlanders om indien wij dit willen gebruik te maken van het recht op uittreding.
Caroline de Gruyter sloot haar rede af met de opmerking dat politici moeten ophouden met ‘fata morgana’s voor te spiegelen over hoe gelukkig en welvarend je bent als je afhankelijk bent van niemand. Het is onzin. Het is quatsch. Het is volksverlakkerij.’
Dat waren stevige woorden, maar ik heb niemand ooit zelfvoorzienendheid van Nederland horen bepleiten. Natuurlijk leeft Nederland niet in afzondering. Dat wij met andere landen handelen en op tal van vlakken samenwerken doet echter evenmin afbreuk aan onze soevereiniteit als dat een individu aan autonomie zou verliezen door uit vrije wil met anderen samen te werken. EU-gelovigen moeten ophouden met een vorm van ‘nieuwspraak’: termen zoals soevereiniteit te verdraaien in een poging hun politieke doelstellingen er door te drammen.