Het gif van de discriminatie. Verbaal en fysiek geweld bedreigen Amsterdam
Amsterdamse stadsbestuurders hebben er een handje van om hen onwelgevallige rapporten over wangedrag van Marokkaanse jongens onder de pet te houden. Nu was het weer een rapport waarin Marokkaanse jongens als daders van anti-homo-geweld boven komen drijven. Hans Werdmölder brengt het aanhoudende probleem in kaart: Marokkaanse religie en machocultuur, het geweld, de bestuurlijke wegkijkerij.
Afgelopen week stond een rapport, geschreven in opdracht van de Amsterdamse wethouder Diversiteit Rutger Groot Wassink (GroenLinks), volop in de belangstelling. De Telegraaf, Trouw en Het Parool maakten er melding van. In dit rapport, Actieonderzoek Anti-discriminatie LHBTIQ+, staat dat de hoofdstad niet langer zijn reputatie van homohoofdstad van Europa waar maakt. De regenboogvlag doorbreekt de spiraal van geweld niet.
‘Homo, jij moet dood!’
Het gif van de discriminatie van homo’s en structureel verbaal en fysiek geweld bedreigt de stad. Het geweld vindt plaats op straat, in het openbaar vervoer en in het uitgaansleven en wordt in de regel gepleegd door een beperkte groep ‘buitenlandse’ jongeren. Het maakt de stad steeds onleefbaarder.
‘Homo! Jij moet dood, je mag niet leven’, is een tekst die een slachtoffer kreeg toegevoegd. Het resultaat is dat gays niet meer hand in hand lopen, een rondje om gaan als ze een groep Marokkaanse jongens zien, soms de metro mijden of zelfs besluiten om te verhuizen.
Het gaat om een kwalitatief onderzoek, dat wil zeggen dat uitgebreid gesproken is met slechts 15 slachtoffers van de lhbtiq+-gemeenschap. De afkorting staat voor lesbisch, homo, biseksueel, transgender, mensen met zowel vrouwelijke als mannelijke eigenschappen en queers. Toch is de conclusie dat discriminatie veel voorkomt.
Slachtoffers zijn gefrustreerd dat aangifte doen veel tijd kost en vaak nutteloos is. Meldingen van overlast bij woningcorporaties of Slachtofferhulp worden ook als zinloos beoordeeld. De cijfers zijn al jaren laag, waardoor de onderzoekers spreken over ‘het topje van de ijsberg’.
Oververtegenwoordiging Marokkaanse jongens
In het rapport wordt, net als in een eerder groot onderzoek voor de gemeente uit 2009, gewezen op oververtegenwoordiging van daders van Marokkaanse komaf. Een uitkomst die bij weinigen verbazing wekt, maar die voor het stadsbestuur ongewenst genoeg blijkt om het rapport een half jaar onder de pet te houden.
Volgens de betrokken wethouder is geen sprake van ‘wegmoffelen’ of ‘achterhouden’. Er blijkt dat ook sprake is van een actieonderzoek onder Joodse Amsterdammers. Vanwege de uitbraak van de oorlog in de Gazastrook heeft de onderzoeker gevraagd om uitstel van publicatie. Zowel de projectleider als de woordvoeder van de wethouder ontkennen dat er een verzoek is geweest om uitstel.
Halsema wilde het graag anders zien
De daderomschrijvingen in het rapport over geweld tegen homo’s staan in ieder geval haaks op een eerdere analyse van burgemeester Femke Halsema. De gedachte dat homohaat zich ‘onder een groep concentreert’ was volgens haar ‘een illusie’. Die reactie van de burgemeester mocht opvallend heten. Halsema is immers opgeleid als criminoloog en goed bekend met de problematiek van Marokkaanse jongeren.
Het onder de pet houden van slecht nieuws en angstige wegkijkerij, zodra negatief nieuws naar boven komt over het wangedrag van jonge Marokkaanse Nederlanders is al sinds de jaren tachtig een bekend en structureel gegeven. En de reacties op het rapport zijn opvallend, maar goede verklaringen ontbreken.
De auteurs zeggen er zelf over, dat het perspectief van de daders niet aan bod komt, omdat zij niet zijn geïnterviewd. Dit is opvallend. Wil men komen tot gerichte beleidsaanbevelingen dan mogen verklaringen en informatie over de dadergroep niet ontbreken. Laat ik daarom eerst een kort overzicht geven van wat er werkelijk aan de hand is.
Bendeterreur in centrum van Amsterdam
Sinds het begin van de jaren tachtig verricht ik wetenschappelijk onderzoek naar het probleemgedrag van Marokkaanse jongeren in Amsterdam en daarbuiten. In 1985 verscheen mijn eerste verslag, een jaar later een boek.
In het verslag schreef ik over de problemen en verloedering van een groep tweede-generatie Marokkanen. Het was een verslag van binnenuit. De gemeente Amsterdam had hiervoor opdracht gegeven. Het rapport met beleidsaanbevelingen, belandde in een bureaulade. ‘Ach,’ zo luidde de reactie, ‘er zijn wel meer probleemjongeren’.
1998: de bom barst
Enkele dagen voor Kerstmis 1988 barstte echter de bom. Het Parool opende zijn avondeditie met de kop ‘Bendeterreur in Centrum. Marokkaanse jongeren gewelddadig en professioneel.’ Aanleiding was een uitgelekt rapport van Kees Loef over bendeterreur in Amsterdam-Centrum.
In dit rapport van niet meer dan zeven A-viertjes werd gesproken over twee-tot driehonderd Marokkanen, gewapend met messen en pistolen, die zich zouden ophouden in het stegengebied van het centrum van Amsterdam. Een aanzienlijk aantal zou zich hebben georganiseerd in een vijftal bendes.
Zij oefenden een waar schrikbewind uit, aldus toenmalig hoofdredacteur Sytze van der Zee in het boek dat hij over zijn Parooltijd schreef. Ze deinsden voor niets terug en achtervolgden zelfs gasten van het Hotel Krasnapolsky tot op hun kamer. De inkomsten varieerden tussen 250 en 1.000 gulden per dag.
Er was sprake van sensationele berichtgeving. Ging het om een canard? Of was hier sprake van zedelijk paniekvoetbal? De hoofdinspecteur en plaatsvervangend politiechef E. Jagerman deed de sensationele berichtgeving in eerste instantie af als ‘een leuk leesverhaal’. Het zou geen centimeter wetenschappelijke diepgang hebben.
Dat was weer opvallend want de auteur van het rapport, de gemeentelijk onderzoeker Kees Loef, had voor zijn onderzoek nauw samengewerkt met het politiebureau Warmoesstraat. Loef kreeg als reactie van burgemeester Ed van Thijn een spreekverbod opgelegd.
Stigmatiserend rapport
De Marokkaanse gemeenschap, althans hun woordvoerders, reageerden boos en verontwaardigd. Men vond het een ‘stigmatiserend rapport’.
Van der Zee schrijft in zijn terugblik, dat er in eerste instantie niets gebeurde. Dat verbaasde hem niet. Enkele maanden daarvoor had burgemeester Van Thijn in een kennismakingsgesprek er bij de hoofdredacteur op aangedrongen terughoudendheid te betrachten bij de berichtgeving over migranten. Een krant als Het Parool zou juist een taak hebben om ‘bruggen te bouwen’ tussen de verschillende bevolkingsgroepen.
Van der Zee moest ook rekenschap afleggen. In het vakblad De Journalist werd hij zelfs op zijn vingers getikt. Had Van der Zee dit in Amerika geleerd, vroeg een sportredacteur van Het Parool zich af. De hoofdredacteur ging er toen nog vanuit dat het om jongeren ging die in het kader van gezinshereniging naar Nederland waren gekomen. In feite betrof het illegale jongemannen van Marokkaanse afkomst, die zonder verblijfsvergunning, door Amsterdam zwierven. Ze hadden niets te verliezen en konden niet zomaar het land worden uitgezet.
Alle kranten en nieuwsrubrieken besteedden er aandacht aan. Door de sensationele berichtgeving ontstond er bovendien een boemerangeffect. Journalisten gingen dieper graven. In februari 1989 verscheen in NRC Handelsblad een paginagroot artikel over ‘De onhandelbaarheid van Marokkaanse jongeren in de Randstad’. Voor het eerst werden er ook cijfers gepubliceerd.
Marokkanen werden ‘Naffers’
De Marokkaanse gemeenschap in Amsterdam lag behoorlijk onder vuur. Met de term ‘Noord-Afrikanen’ wilde de Amsterdamse beleidsmakers het stigmatiserende effect op de Marokkaanse gemeenschap wegnemen. Dit had tot gevolg, dat binnen de politie niet meer over Marokkanen mocht worden gesproken, maar over Noord-Afrikanen. Dat werd in het jargon ‘Naffers’. Op straat werden dit soort jongeren al gauw ‘kaffers’ genoemd.
In mei 1989 schreef ik in het blad Intermediair een artikel met als kop Een Taboe doorbroken. Marokkaanse jongeren en criminaliteit. De gemeente reageerde uiteindelijk met een ambitieus rapport: Een Stevige Handgreep. Om een verdere verslechtering tegen te gaan, werd een groot aantal preventieve maatregelen voorgesteld. Er kwam een Marokkaanse Raad en veel aandacht ging naar de opzet van een Bureau Opvang Nieuwkomers.
Rellen in Amsterdam
Op 23 april 1998 sloeg de vlam weer in de pan. Rond het vriendelijk ogende August Allebéplein in Amsterdam-West vond een ‘veldslag’ plaats tussen een paar honderd Marokkaanse jongeren en de politie. Aanleiding was een ongelukkige verlopen arrestatie van een tegenstribbelende Marokkaanse jongen. Hij verzette zich heftig tegen zijn arrestatie, waarbij hij een agent in zijn been beet. Marokkaanse jongens gingen woedend de straat op.
De Stedelijke Marokkaanse Raad organiseerde een demonstratie, waar zo’n zeshonderd mensen aan deelnamen. In dat jaar deden de kranten uitgebreid verslag van incidenten, ongeregeldheden en gewelddadigheden in de hoofdstad waarbij Marokkaanse jongens waren betrokken.
Ook Patijn boog weg
De opvolger van Van Thijn, Schelto Patijn, had er ook veel moeite mee. In een niet uitgesproken toespraak, naar aanleiding van rellen, zei hij: ‘Wat beweegt deze jeugd, waarom veroorzaken zij deze problemen, zijn zij ontevreden, voelen zij zich tekortgedaan?’ Het geeft goed de naïviteit weer van de toenmalige gezagsdragers.
In 1999 riep burgemeester Patijn in een nieuwjaarstoespraak de Amsterdamse burger op tot netter gedrag. ‘Er moet een einde komen aan de harteloosheid en hardhandigheid tegen medeburgers en gebrek aan respect voor politieagenten, ambtenaren en tramconducteurs,’ sprak hij vermanend.
Sommige Amsterdammers voelden zich door deze oproep geschoffeerd. ‘Wilt u mij en anderen die zich correct gedragen niet meer op zo’n beledigende toon toespreken, maar zich richten op personen die daarvoor in aanmerking komen,’ meldde een de schrijfster van een ingezonden brief.
De rellen zouden de opmaat zijn tot het intensiveren van het politietoezicht in Amsterdam-West. Maar ook uit Den Haag, Rotterdam en Utrecht kwamen geregeld berichten over problemen met groepen overlast gevende en criminele Marokkaanse jongens.
‘Marokkaanse lieverdjes’
In 2005 verscheen mijn boek Marokkaanse lieverdjes. In dit boek tracht ik een antwoord te geven waarom een deel van de Marokkaanse jongens zo’n hinderlijk en crimineel gedrag vertoont. En waar komt die straatterreur vandaan? Waarom ontkennen ze altijd? En waarom is die criminaliteit vaak gericht op autochtone Nederlanders, in het bijzonder ouderen, jonge vrouwen, homo’s en Joden? Het waren de vragen die ik op cursussen en lezingen toegespeeld kreeg en die om een antwoord vroegen.
In mijn boek kom ik, aan de hand van voorbeelden en persoonlijke verhalen, met verklaringen voor het ontoelaatbare gedrag van Marokkaanse jongens. Ik ga daarbij ook in op belangrijke begrippen uit de Marokkaanse cultuur, zoals religie, eer, schaamte en respect.
Homohaat in Amsterdam
Op 30 april 2005, Koninginnedag in Amsterdam, werd Chris Crain, hoofdredacteur van Washington Blade, een invloedrijk Amerikaans homoblad, door een zevental jongens afgetuigd. Hij liep in de Leidsestraat nietsvermoedend hand in hand met zijn vriend. Hij werd uitgescholden voor een ‘fucking fag’ en openlijk bespuugd. Crain vroeg om nadere uitleg. Kennelijk verkeerde hij nog in de mening dat hij rondliep in de meest homovriendelijke stad ter wereld.
Als reactie werd Crain door de groep in elkaar getrapt. Hij heeft er een gebroken neus aan overgehouden. Zijn vriend wist aan de belagers te ontsnappen. Omstanders zagen het gebeuren, maar deden niets. Ook dat is een bekend gegeven. De daders gingen vrijuit. Ze wanen zich onaantastbaar voor politie en justitie. Er is een zeer sterk vermoeden dat het om Marokkaanse jongens ging.
De gevallen van discriminatie en groepsgeweld worden vrijwel altijd gepleegd in groepsverband. De slachtoffers trekken zich in de regel terug, passen zich aan in hun gedrag en kleding.
Bij homo’s gaf dit soort incidenten, meer dan vijftien jaar geleden, een gevoel van enorme onzekerheid. Dachten ze lang dat de ziekte Aids hun ergste vijand was, nu was sprake van openlijke homohaat in hun eigen stad. Het incident kreeg opvallend veel aandacht, omdat Crain de euvele moed had een foto met zijn toegetakelde gezicht op de website van Washington Blade te zetten. Hij was ronduit verbaasd en vroeg zich af waarom?
Mocromafia, onschuld en eerbetoon.
In 2018 trok de jaarlijkse Gay Parade weer honderdduizenden bezoekers naar Amsterdam. Amsterdam tooide zich nog steeds met de titel van homohoofdstad van Europa. ‘Maakt het die reputatie nog waar?’ schrijven de onderzoekers in het onlangs uitgebrachte Rapport Actieonderzoek Discriminatie LHBTIQ+. Het antwoord luidt: ‘Neen, die reputatie maakt Amsterdam allerminst waar.’ Integendeel.
In de afgelopen dertig jaar blijkt dat in Amsterdam veel geweld tegen homo’s plaatsvindt, op straat, in het openbaar vervoer en in het uitgaansleven. Het probleem is vele malen groter, dan de beschikbare cijfers laten zien. Homo’s en andere leden van de LHBTIQ+ gemeenschap zijn het inmiddels gaan zien als een normaal patroon.
Tegelijkertijd heeft de misdaad rond Marokkaanse jongeren zich ontwikkeld tot een nieuw fenomeen: de opkomst van de Mocromafia. Dat zijn gewetenloze misdadigers, voor het merendeel van Marokkaanse afkomst, die in staat zijn om op klaarlichte dag advocaten en journalisten, onder wie Derk Wiersum en Peter R. de Vries, te (laten) liquideren.
De politie doet er alles aan om het geweld, zowel het geweld op straat tegen homo’s als moorden op advocaten en journalisten, te bestrijden, maar ze krijgt er zeer moeilijk greep op. De bestuurders van Amsterdam, de achtereenvolgende burgemeesters voorop, wassen hun handen in onschuld. Met goedgekozen woorden bestrijden zij het ondermijnende geweld, maar ze durven nog steeds niet hun vinger op de zichtbare, zwakke plek te leggen. Dat zijn de Marokkaans-Nederlandse jongens, meestal tussen vijftien en twintig jaar oud. Het blijft bij grootschalig eerbetoon aan de slachtoffers
Ook in het jongste rapport wordt met enige schroom gewezen op de groep jonge Marokkanen, die al meer dan dertig jaar overlast en geweld veroorzaakt. De slachtoffers, ook zij zijn een kwetsbare minderheid, zijn in eerste instantie terughoudend in het benoemen van de potentiële daders.
Taboe- en groepscultuur
De auteurs van het rapport laten één respondent van Marokkaanse huize, aan het woord. Ze legt uit dat de taboe- en groepscultuur en het geloof een grote druk uitoefenen en dat dit een reden kan zijn dat deze groep zo regelmatig wordt aangegeven als het gaat om uitingen van discriminatie. Er heerst volgens haar veel schaamte als iets buiten het ‘normale’ of ‘verwachte’ valt.
Dit geldt niet alleen wanneer een Marokkaans- Nederlands persoon uit de kast komt, maar bijvoorbeeld ook wanneer Marokkaanse meisjes op Nederlandse of donkere jongens vallen, vertelt ze. Het zou als schande voor de gehele Marokkaanse gemeenschap worden ervaren.
Verklaringen voor homohaat en geweld
De verklaringen blijven meestal steken in dit soort algemeenheden. De echte verklaring luidt, dat jonge Marokkaanse mannen, die een hoog eergevoel en een instabiel ego hebben, niets willen weten van homo’s. Dat is al jaren een bekend gegeven. Sommige Marokkaanse landgenoten noemen het ook primitief Berbergedrag.
Homo’s zijn in hun ogen mietjes, zwakkelingen. In het openbaar uiting geven van hun homofiliteit, zoals op straat hand in hand lopen, dat irriteert Marokkaanse macho-jongeren. In Marokko bestaat homofilie ook, maar daar is het altijd in het geniep. Met hun publieke vertoon onteren homo’s de macho-status van de man. Met hun gedrag tarten zij ook de maatschappelijke norm. Volgens insiders is het probleem veel breder dan alleen discriminatie van lhtbti’ers.
Joodse Amsterdammers hebben geleerd in Amsterdam in het openbaar geen keppeltje te dragen. Homo’s, drags en andere slachtoffers hebben inmiddels ook geleerd hun gedrag aan te passen. Een aantal is om deze reden zelfs verhuisd naar buiten Amsterdam. Er is sprake van een lage meldingsbereidheid, ook bij homoseksuele agenten van Roze in Blauw, sleutelfiguren als het gaat om het handelingsperspectief.
Ook jonge vrouwen en Joden melden zich als slachtoffer. Het niet bekritiseerd willen worden kan gemakkelijk omslaan in onbeschoft, aanstootgevend en agressief gedrag. Jonge Nederlandse vrouwen worden uitgescholden voor ‘kutwijf’ of ‘vuile stoephoer’.
Doelwit: alles wat zwak, vrouwelijk en Jood is
Alles wat zwak, vrouwelijk en Jood is, mag je volgens deze uitleg in elkaar trappen, zeker als dit soort mensen in het openbaar ook nog uiting geven van hun anders-zijn of van mening zijn jou in het publieke domein te kunnen corrigeren. Een trotse jonge Marokkaan gaat dan door het lint. Zo werd een jonge vrouwelijke Officier van Justitie in de rechtszaal uitgescholden voor ‘kankerhoer’.
Waarom doen ze dat nou? vraagt menig Nederlander zich af. Wat zit hier achter? Ze vragen om respect, maar vertonen zelf normloos en respectloos gedrag. In Marokko is dergelijk gedrag ondenkbaar.
Minachting voor autochtonen
Een veel gehoorde verklaring is dat het ontspoorde gedrag van jonge Marokkanen voorkomt uit een bepaald superioriteitsgevoel, gecombineerd met een minachting voor Nesrani, de christelijke Nederlanders. Die eten varkensvlees en drinken alcohol.
Ze zijn naief en reageren ook altijd ‘koud’, zonder emotie. Dit soort jongens halen het niet in hun hoofd om een Marokkaanse winkelier te bestelen of om repectloos gedrag te vertonen ten opzichte van hun landgenoten in Nederland. Jonge Marokkaanse vrouwen zonder hoofddoek worden wel tot de orde geroepen. Ze worden al gauw voor ‘hoer’ uitgemaakt.
Daders geïntrigeerd door slachtoffers
De onderzoekers in het jongste rapport stellen vast, en dat is een opvallend gegeven, dat er tegelijkertijd interesse is van daders in de personen die ze discrimineren. Dit wordt kenbaar gemaakt via briefjes door de brievenbus of via datingsites.
Het zorgt voor veel verwarring en de slachtoffers weten er ook geen raad mee. Dat zijn reacties van éénlingen, die kennelijk ook homoseksuele gevoelens hebben of graag goed betaald willen worden voor het verlenen van seksuele diensten. Het is de dubbele moraal die het voor buitenstaanders vaak moeilijk maakt om het gedrag van dit soort jongeren te begrijpen.
Uit een bekend, zij het omstreden, onderzoek van Laud Humphreys in de VS blijkt dat de ijverigste homohaters keurige huismannen zijn die zelf homoseksuele ervaringen hebben gehad. Door openlijk, in het bijzijn van vrienden, je homohaat te laten blijken, geef je aan dat jij in ieder geval een echte man bent. Marokkaans-Nederlandse jongeren zijn van mening dat dit ook gepaard moet gaan met een dosis grof geweld.
Dr. Hans Werdmölder is cultureel antropoloog en criminoloog. Onlangs verscheen zijn biografie van de grote socioloog en Amerikanist prof. A. N. J. den Hollander: ‘DEN HOLLANDER, dwars boegbeeld van de Nederlandse sociologie’. Meer informatie: HIER