Duitse Europaliefde ziet niet Poetin of China, maar ‘populisme’ als grootste gevaar
Afgelopen week was ik in Berlijn, op een conferentie over de toekomst van Europa. Mijn eerste internationale conferentie sinds anderhalf jaar corona-ellende. De bijeenkomst vond plaats in een villa in de chique Berlijnse wijk Grunewald. In die villa bleek de Europäische Akademie gevestigd, een vormings- en conferentiecentrum ‘ter versterking van de Europese Unie’. Zo’n bijeenkomst levert een goede, hernieuwde inwijding op in het gangbare Europa-denken in Duitsland.
Over Europa wordt daar gesproken alsof het een religie is. Europa is voor Duitsers een Ersatznation en Ersatzreligion tegelijk: een vervangend vaderland en een nieuwe religie. Dit Europa-denken komt voort uit de morele schuld en historische littekens van de Duitse wandaden in de 20ste-eeuw.
Zelfopheffing als doel
Arnon Grunberg schreef dat laatst ook ongeveer op voor de Volkskrant in zijn essay over het einde van het tijdperk-Merkel (Volkskrant, 10 juli). ‘Voor Duitsland is de eenwording van Europa Staatsräson, oftewel eenwording is vanuit het perspectief van de Duitse staat noodzakelijk (…) Duitsland streeft als natiestaat impliciet zijn eigen opheffing na in ruil voor een langzaam hechter wordend Europees verband (..) Duitsland ziet zijn bestaansrecht gelegen in het voldoen van zijn morele schuld, onder andere door de eenwording van Europa naderbij te brengen (…) Het Duitse experiment in de eenentwintigste eeuw bestaat uit het geleidelijk aan afschaffen van de natiestaat’.
In vooral progressieve, sociaalliberale kringen – en die bemensen veelal zulke Bildungscentra van Duitsland – is dit inderdaad het officiële geluid dat men hoort. Men gelooft in een post-nationale toekomst. Europese eenwording ziet men als de enig denkbare vooruitgang, als een soort altruïstisch avontuur zelfs, waarbij Duitsland zijn nationale macht oplost in het grotere geheel.
Niet Poetin of Xi, maar de populisten hebben het gedaan
Op zo’n conferentie in Duitsland wordt in sterke zwart/wit-kleuren gedacht en gesproken. Analyses onderscheiden goed en fout, gut und böse. Zo werd nog altijd flink tegen Donald Trump gefulmineerd, de verwording van de politiek in persoon. In een praatje van een Europese top-politica van de SPD bleek de Trump-schok nog alive and kicking. Opvallend is dat Poetin en Xi dan niet worden genoemd. Wel Victor Orbán.
Onze democratie wordt blijkbaar niet bedreigd door China en Rusland, maar louter door nationalisten, populisten en rechts-extremisten. Daartegenover wordt een anti-populistisch programma heilig verklaard: Europa, klimaat, migratie en lhbti. Alles wat daar voor is, is goed. Alles wat daar iets op afdingt, zit op de bruine zeephelling naar extremisme, nationalisme, xenofobie.
Elke keer valt weer op dat Duitsers de Europese Unie, bewust en onbewust, als één groot Duitsland zien, met alleen wat extra bondsstaten. Dat is de blik en het DNA waarmee Duitsers naar Europa kijken, of ze dat nu willen of niet.
Duitsland is, net als België, vertrouwd met federaal denken. De taak- en arbeidsverdeling tussen het regeringscentrum in Berlijn en de Bundesländer vertoont steeds meer gelijkenis met de Europese dynamiek tussen Brussel en de lidstaten.
Een Duitse expert hield me, zonder met zijn ogen te knipperen, voor dat wat hem betreft in de toekomst alleen onderwijs en cultuurbeleid nog bevoegdheden van de nationale lidstaten blijven, en dat de rest wordt overgeheveld naar Brussel. Precies het Duitse model. Men denkt in termen van competentieverdeling en financiële transfers tussen regio’s en centrum. Nederlanders is dat geheel vreemd.
EU is beter voor groot dan voor klein
Daar komt bij dat Duitsland, anders dan de kleine Europese landen, de EU niet snel als een bedreiging ziet van de eigen identiteit. Niet alleen is de eigen natiestaat historisch belast, en de oplossing daarvan in een groter Europees geheel juist het moreel goede.
Ook is het zo, dat anders dan de kleinere lidstaten, vooral Duitsland en Frankrijk profiteren van een grotere en sterkere EU. Zij krijgen daar Europees leiderschap voor terug, soms wat kostbaar, maar toch. Hoe groter de EU, hoe machtiger de grote landen, en hoe relatief onmachtiger de kleine landen.
Een ‘voorzichtig Europa’
Op die conferentie in Berlijn hield ik een ongemakkelijk verhaal. Niet alleen in moeizaam Duits (hoeveel Nederlanders spreken er nog vloeiend Goethe en Heine?), maar ook omdat ik nadrukkelijk een andere Europa-sensibiliteit tegenover de Duitse Europa-utopie wilde zetten, namelijk de Europa-blik van kleinere landen zoals Nederland.
Ik hield een pleidooi voor een ‘voorzichtig Europa’, een EU die zijn grenzen en beperkingen kent. Waarom? Omdat voor meerderheden in Europa Europese politiek geen geleefde en gekende democratie is. Omdat het afschaffen van de natiestaten geen electoraal meerderheidsproject is (en je van andere landen dat offer niet kan vragen voor de historische nationalistische barbarij van Duitsland). Omdat eerst vooral op nationaal niveau het politiek vertrouwen en het democratisch zelfbewustzijn tussen politiek en bevolking hersteld moet worden.
Er is helemaal geen vraag naar meer Europa
Er bestaat in de samenleving een ‘populisme-kloof’ tussen hoog- en laag en middelbaar opgeleiden, met Europa eerder als splijtzwam dan als verbinder. Er is op het moment dan ook helemaal geen mandaat voor de gevestigde politiek (die helemaal niet meer zo gevestigd is) voor grote stappen en sprongen in Europa. Ik ben dan ook zeer bezorgd hoe het zal aflopen met het megalomane klimaat-pakket (Fit for 55) van de Europese Commissie. Top-down Europese technocratie zonder democratisch draagvlak.
Het nationaal-populisme mag dan in Duitsland en Nederland over het hoogtepunt heen lijken (door zelfimplosies van FvD en AfD); wie naar Frankrijk kijkt, ziet hoe precair de politieke situatie in Europa feitelijk is. Daar staan president Macron en Marine Le Pen – establishment versus contra-establishment – met 55 / 45 % tegenover elkaar. De presidentsverkiezingen, volgend voorjaar in Frankrijk, bepalen wat de stabiliteit en het draagvlak voor toekomstige Europese politiek is.
Europa-realisme
Ik hield het Duitse gehoor voor dat Nederlanders pragmatisch pro-EU zijn. Ze moeten weinig hebben van de NEXIT-praatjes van de nationaal-populisten, maar Europa is ook bepaald niet het vervangende vaderland of een seculiere religie. Nederlanders zijn Europa-realisten. Ze geven om de interne markt, want de economie leeft van handel en export. Ze geven om de open grenzen en het vrij personenverkeer, want Nederlanders zijn toeristische grootgebruikers en halen graag goedkope arbeid op voor de landbouwsector. Maar ze schuwen onbegrensde arbeidsmigratie omdat die de verzorgingsstaat kan ondermijnen.
Nederlanders erkennen dat Europese samenwerking een historische verplichting is na de catastrofale 20ste-eeuw. ‘Nooit meer oorlog’. Einde aan de Frans-Duitse erfvijandschap. Tegelijkertijd zijn kleine landen ook beducht voor een herhaling van het grootmacht-denken in Europa. Respect voor nationale democratieën, culturen en politieke tradities.
Realisme is ongewenst
Nederlanders houden van het Erasmus-studenten-uitwisselingsprogramma, maar zien in principe in de Europese eenwording eerder democratie-verlies dan democratie-winst. Hoe van een veel-volkeren-imperium van 500 miljoen inwoners een ware democratie te maken?
De EU, zo stelde ik polemisch, is dan ook geen groot Duitsland met extra veel Bundesländer, maar eerder een heel groot België. Sterker: 27 x België. Een complex pseudo-statelijk fenomeen met een ongelooflijke diversiteit aan talen, culturen en politieke tradities. En het moet dan ook zo benaderd worden, wil het een lang vrolijk leven gegeven zijn.
Er werd lauw op mijn pleidooi voor een ‘voorzichtig Europa’ gereageerd. Pas bij de lunch spraken mensen me enthousiast aan: ‘Sie sprechen die Realität’, daarmee implicerend dat het Europa-denken in Duitsland, om begrijpelijk-historische redenen, niet realistisch is, en niet realistisch mag zijn.
Nu moet ter relativering wel gezegd worden, dat in Duitsland de Europese soep niet zo heet gegeten wordt als het officiële denken en spreken voorschrijft. Duitse politici en beleidsmakers hebben er een dagtaak aan om de Europese vergezichten van de Franse president Macron te matigen en te ontregelen.
Naoorlogse Duitsers zijn van Keine Experimente en stabiel en degelijk ‘koersen op zicht’. Met name in de Duitse CDU/CSU en de FDP bestaat grote terughoudendheid bij verdere Europese integratie. Ook het Duitse Constitutionele Hof in Karlsruhe speelt hierbij een cruciale rol, omdat het weigert de EU als een pseudo-democratie met een eigen ‘demos’ te zien.
Bovendien weet Duitsland vaak op ingenieuze wijze nationaal belang in Europees discours te verpakken. Bij het behartigen van de belangen van de Duitse auto-industrie wordt de EU opeens een stuk minder ‘religieus’ benaderd.
In Duitsland ligt de sleutel
Hoe dit alles ook zij, diepgaande kennis van Duitsland is onmisbaar voor wie iets wil zeggen over de toekomst van de EU. Zo’n conferentie in Berlijn leert dat Nederlanders de politieke inrichting en het functioneren van de Bondsrepubliek veel beter moeten bestuderen. Veel van de Duitse federale ervaringen en praktijken vinden later immers hun weg naar de EU. Kennis van Duitsland is ook cruciaal omdat Duitsland een soort van miniatuur-Europa op zichzelf vormt. De Noord-Zuid en Oost-West tegenstellingen binnen Europa spelen zich in het klein in Duitsland zelf af. Met Ossis in de rol van de Oost-Europeanen; de FDP als spreekbuis van de ‘Zuinige Landen’; de Duitse Groenen als eurofederale handlangers van Macron en de Merkel-doctrine van Zusammenhalt die het allemaal een beetje bij elkaar moet houden. Het is dit interne ‘Europese krachtenveld’ binnen Duitsland, dat de toekomst van de EU uiteindelijk diepgaand zal beïnvloeden.