Die ‘nieuwe bestuurscultuur’ – is er iemand die het gelooft?
Het lag nooit aan hen. Al die keren dat ik door directies of bestuurders werd gevraagd hen te helpen met een cultuurverandering, hadden anderen het gedaan. Voorop de medewerkers die maar niet begrepen ‘wie hun boterham smeerde’. En het middenmanagement, die afschuwelijke ‘leemlaag waarin alles bleef hangen’. Of de klanten die steeds onredelijkere eisen stelden. En per definitie de overheid die je het leven onmogelijk maakte.
Het enige dat de hoge heren (dames ook) zichzelf verweten, was dat ze de oude cultuur te lang hadden getolereerd. Met de beste bedoelingen uiteraard, ‘om de mensen te sparen’ en zo.
Ik weigerde steevast dit soort opdrachten onder het motto: als je zo’n hekel hebt aan je eigen cultuur, ga dan ergens anders werken.
Functie elders, inderdaad.
Topmensen zijn geen veranderaars
Bedrijfsculturen vallen niet uit de lucht, maar groeien langzaam. Ze gaan een bepaalde kant op, niet omdat een directie dat beslist, maar gestuurd door omstandigheden en de aard van de organisatie.
Waar de bestuurders wel een rol in spelen, is de bestendiging van die cultuur. Topmensen zijn meestal niet de grote visionaire veranderaars die zij zelf denken te zijn. Ze zijn juist zo hoog geworden door hun onvoorwaardelijke bereidheid zich aan te passen aan de organisatie waarvoor zij werken. Anders waren ze niet eens op die plek gekomen, organisaties streven immers hun eigen voortbestaan na.
Geldt dit alleen voor het bedrijfsleven? Zeker niet: in de publieke sector is het precies zo. Ik praat uit ervaring.
Hier die nieuwe bestuurscultuur!
De Tweede Kamer is geen uitzondering. De dames en heren volksvertegenwoordigers eisen een nieuwe bestuurscultuur, want zo kan het niet langer of zoiets. Ook hier hebben anderen het gedaan. Aanvankelijk alleen de premier, maar even later het hele kabinet. Niet na rijp beraad, maar na twee incidenten: een lucky shot van een fotograaf en een gelekt verslag van de ministerraad, opgediend op het hete bord van de toeslagenaffaire.
Honderdvijftig lelieblanke zielen verlangden op hoge toon opheldering en excuses. Het leidde tot de onvergetelijke repliek van de premier dat hij ‘naar eer en geweten had gelogen’. Overklast overigens door de vaandeldraagster van het nieuwe leiderschap die een klip en klare tekst als ‘hier scheiden onze wegen’ probeerde te ontdoen van haar betekenis door te suggereren dat ze onbekend was met het taalgebruik op het Binnenhof.
Hoogtepunt moest worden de motie die door de leiders van GroenLinks en de PvdA in het veld werd gebracht. Het was de eerste stap naar de nieuwe bestuurscultuur, ronkten de indieners. Op wat zure rechtse fracties na haastte iedereen zijn instemming te geven.
Zo, aan de Kamer zou het in elk geval niet liggen! Kom maar door met die nieuwe bestuurscultuur.
Acht strepen in het zand
Niet minder dan acht (8) diepe strepen trokken de volksvertegenwoordigers in het zand.
Eerbiedig lezen we de tekst.
Eerste punt. De overheid mag de burger nooit meer met wantrouwen tegemoet treden. Een verwijzing naar de burgerjacht in de toeslagenaffaire, maar inmiddels weten we dat heel wat meer ambtelijke diensten van jagen houden.
We moeten vrezen dat de Kamer dit eerste statement als een groots gebaar van empathie naar de slachtoffers ziet, maar het was heel wat zuiverder geweest als ze hadden gezegd: we hebben spijt van onze hardvochtige wetten en zullen die nooit meer maken.
De tweede uitspraak wil de rechtspositie van burgers versterken en daarom moet de sociale advocatuur meer geld krijgen.
Wat dit met de nieuwe bestuurscultuur te maken heeft, is een raadsel. Als die rechtspositie niet in orde is, repareer je die, zou je zeggen. Een taak van de Kamer. Maar nee, er moet meer geld naar een op zichzelf zeer gewaardeerde beroepsgroep. Old school dweilen met de kraan open.
In de derde uitspraak eist de Kamer dat er een einde komt aan racisme en – in één moeite door – aan discriminerende algoritmes. Tja, daar zal niemand op tegen zijn, maar als je naar de Grondwet kijkt ook niet direct een noviteit.
Moedig lezen we verder, de vierde uitspraak. Daar eist de Kamer dat de ministers voortaan onverkort de Kamer de inlichtingen verschaffen die hij wil hebben. Dat staat in de Grondwet, maar dit keer doen we niet flauw en zeggen: dit is een stukje nieuwe bestuurscultuur.
Als vijfde cultuurvernieuwende uitspraak noteren we dat ‘er’ voldoende aandacht moet zijn voor de uitvoering en de gevolgen van beleid. Noem me een pietlut, maar ‘er’ is niemand. De tekst die op zichzelf al een open deur is (niemand zal het omgekeerde bepleiten) had moeten luiden: wij, de Kamer, nemen ons voor voortaan geen wet of beleid af te kondigen zonder terdege te hebben onderzocht of ze uitvoerbaar is.
Maar nee, niet wij, maar zij.
Als een paukenslag klinkt het zesde verklaring: we moeten de tegenmacht in onze democratie koesteren. Tuurlijk, mij heb je, maar wie dan, hoe? Zijn er problemen met het recht van demonstratie? Is er censuur?
Of bedoelt de Kamer dat het afgelopen moet zijn met al die instanties die de kleur van de overheid hebben aangenomen en één massief blok vormen tegen de burger: topambtenaren, de officiële media, het maatschappelijk middenveld, vele – vaak door de overheid gesubsidieerde- belangenorganisaties en niet in het minst de Kamerleden zelf?
Nee hoor, dat bedoelt de Kamer niet. Het is gewoon maar een hartenkreet zoals ‘MELK MOET!’.
Op naar de zevende uitspraak. Die gaat ook weer over anderen. We moeten investeren in een sterke positie van de uitvoeringsorganisaties, aldus de Kamer. Laat ik nou denken dat die clubs nu al zo sterk zijn dat geen mens er doorheen komt, maar nee, het moet nog sterker. Je moet er maar ópkomen. En hoe je deze losse flodder verbindt met een nieuwe bestuurscultuur, is al helemaal een raadsel.
De achtste uitspraak is minstens zo bizar. Die gaat over de subsidiering van maatschappelijke organisaties die ‘een belangwekkende tegenmacht’ vormen. Die mogen alleen nog vanwege hun programma geld krijgen en niet omdat ze overheidsbeleid ondersteunen. Het is dus kennelijk vernieuwend als je actiegroepen geen subsidie geeft om je te laten toejuichen. Dus als we niet meer (half)corrupt zijn, hebben we een doorbraak bereikt.
Maar goed, menige klimaatactiegroep zal zitten bibberen en dat is wel weer grappig.
‘En gaat over tot de orde van de dag’, aldus de motie aan het slot.
Zelden heb ik daar ook zo naar verlangd.
Loontje komt om zijn boontje
De bestuurscultuur waar de Kamer opeens van baalt, is over een reeks van jaren gegroeid. En door hemzelf bevestigd en herbevestigd.
Als je het land ziet als een bedrijf, de BV Nederland, dan krijg je managers, in het kabinet en in de top van de departementen.
Als je geen last van de uitvoering wil hebben, creëer je zelfstandige bestuursorganen of je privatiseert de boel.
Als je als de dood bent dat je kabinet valt, krijg je dikke regeerakkoorden, wekelijkse coalitie-overleggen en tamme Kamerleden.
Als je als niet-coalitiepartij toch een graantje mee wil pikken, ga je je gedragen als ‘meest favoriete oppositie’.
Als je door incidenten laat opzwepen – neem de Bulgarenfraude – dan krijg je excessieve wetten.
Als je hete hangijzers wil vermijden, krijg je klimaat- en andere akkoorden, gesloten door belanghebbenden en losjes afgezegend door de Kamer.
Als je de feiten verdoezelt – de woningnood is ook een gevolg van de onbeheerste instroom van migranten –, dan verlies je je positie.
Als je de wetenschap negeert – kernenergie -, dan krijg je krankzinnige projecten als ‘van het gas af’.
Als je liegt over noodkredieten aan Zuid-Europese landen, krijg je de roep om Nexit.
Wij zijn okidoki
Deze lijst valt moeiteloos met tientallen voorbeelden uit te breiden.
Dat had de Kamer moeten bespreken. In eigen kring, over zichzelf.
Maar nee, onze volksvertegenwoordigers zijn okidoki, de rest is fout en dankzij zijn superieure motie wordt iedereen op het juiste pad gezet.
Reken maar dat de Kamer met meer van dit soort prietpraat komt. Reken ook maar dat al die instanties en partijen die nu de schuld krijgen, zullen kraaien van bewondering. Uit zelfbehoud. ‘Hier wordt iets groots verricht.’ ‘Bestuurlijk Nederland vindt zichzelf opnieuw uit!’
Applaus.
Voor onszelf.
‘Neem mij!’
De motie vertoont verdacht veel overeenkomst met het eindverslag van de verkenner Tjeenk Willink, dat een dag later verscheen. De nieuwe bestuurscultuur gaat dus kennelijk gepaard met ouderwetse voorinformatie.
Wie zich de moeite c.q. kwelling heeft bespaard om het ‘Notulendebat’ op tv te volgen, zou nog kunnen denken dat Klaver en Ploumen onbeholpen, maar wel goed bedoeld hun motie hebben opgeschreven. De kijkers zal evenwel het onbedekte baltsgedrag van beiden op het netvlies staan. ‘Neem mij, neem mij!’ was de boodschap aan Rutte en zijn maten.
En dat zal ook wel gebeuren. Links, rechts, groot, klein, in het oudebestuurscultuurparadijs is elk wonder mogelijk. Er zal wat over schaduwen heen gesprongen worden, een paar meloenen worden doorgeslikt en dan is het klaar, een vijfpartijenkabinet.
Het coalitieakkoord zal naar de eisen van de tijd dun zijn, maar het regeerprogramma (sic Tjeenk Willink) des te dikker. Het wekelijkse coalitieoverleg zal verdwijnen, uit de publiciteit welteverstaan. De Kamerleden van de coalitiepartijen zullen weer verschrompelen tot de claque van het kabinet, niet dan nadat ze voor de vorm wat ketelmuziek hebben mogen laten horen.
Minderheidskabinet voor beperkte tijd en gerichte opdracht
Is er dan echt geen hoop, zult u me vragen?
Hoop niet, een kans op een oplossing wel.
Dat is een minderheidskabinet dat openlijk de steun moet zoeken van wisselende facties in de Kamer. Zo’n kabinet zou een beperkte levensduur en een gerichte opdracht moeten krijgen. In twee jaar tijd het land van de coronacrisis naar stabiliteit en groei brengen. En tegelijk de bestuurscultuur saneren. Dus niet een nieuwe cultuur bakken, maar in de bestaande cultuur een paar van de ergste ontsporingen wegstrepen. Schrappen van idioterie en excessen is de beste cultuurverandering, misschien wel de enige.
In deze column staan wat suggesties.
En dan over twee jaar verkiezingen. Met nieuwe mensen.