De NSB tussen 1936 en 1940: Landverraders in wording
Vanaf 1936 transformeerde de NSB van een fascistoïde gezelschap tot een pure nazipartij vol giftige Jodenhaat en Germaanse rassentheorieën. Terwijl Mussert en de zijnen in de ban raakten van Duitse invloed, keerde de Nederlandse samenleving de NSB de rug toe.
De landverradelijke collaboratie tijdens de Bezetting kwam dan ook voor niemand als een verrassing. De historici Klijn en Te Slaa schetsen de radicalisering van de NSB in een uitputtend encyclopedisch werk dat ondanks de monumentale omvang van duizend pagina’s geen moment verveelt.
Een vuistdikke studie over vijf jaar partijgeschiedenis van D66 of GroenLinks? Geen enkele uitgever zou daar brood in zien. Maar wanneer het de NSB betreft, ligt dat anders. De latere collaboratie van Musserts Beweging tijdens de Tweede Wereldoorlog maakt ook de wordingsgeschiedenis van die partij met terugwerkende kracht interessant. Is in die eerdere jaren misschien al de verklaring voor het latere landverraad te vinden? De geschiedschrijvers Klijn en Te Slaa vinden van wel.
Echt relevante boeken komen niet meer van de universiteit
De twee historici presenteren met De NSB. Twee werelden botsen, 1936-1940 een vervolg op hun eerdere, even omvangrijke studie uit 2009, waarin zij de beginjaren van de NSB (tussen 1931 en 1935) reconstrueerden. Uiteindelijk zal een derde boek over de Bezettingsjaren de trilogie completeren.
In het nawoord schrijven Klijn en Te Slaa dat dat laatste deel vermoedelijk niet opnieuw twaalf jaar op zich zal laten wachten. Dankzij enkele genereuze subsidies kunnen de twee historici zich vrijmaken van hun werkkring en fulltime onderzoek doen.
Dit is, behalve goed nieuws voor de lezer, ook een opmerking die illustratief is voor de huidige gang van zaken in historisch Nederland. De echt relevante boeken zijn vandaag de dag niet meer afkomstig van aan de universiteit verbonden wetenschappers, maar worden geschreven door ‘losse’ historici die daar, vaak naast een baan, in hun eigen tijd en onbetaald aan werken.
TROS zwaar onder vuur door tv-serie ‘Fout’
Natuurlijk had dit driedelige standaardwerk al jaren geleden moeten verschijnen onder auspiciën van het RIOD (tegenwoordig NIOD). Maar na de afronding van het magnum opus van Loe de Jong heeft het NIOD de ‘grote onderwerpen’ uit de Tweede Wereldoorlog wat laten lopen.
Zo was het een geschiedenisleraar uit Den Helder (Jan Meyers, in 1984) die de eerste biografie over Anton Mussert publiceerde. Meyers heeft daarvoor nog diverse ooggetuigen kunnen raadplegen. Ook Loe de Jong sprak met ‘foute’ Nederlanders, maar diens analyse van de NSB en de NSB’ers werd toch wel sterk door antipathie vertroebeld.
In 1992 zond de TROS de televisieserie Fout uit, waarin voormalige NSB’ers vrijuit konden praten. Zoiets was tot dan toe slechts zelden vertoond. Het leverde fascinerende televisie op, maar de TROS kwam zwaar onder vuur te liggen.
Niet alleen geboefte, ook idealisten
Voor Klijn en Te Slaa was het inmiddels te laat om nog NSB’ers te kunnen interviewen. De voortschrijdende tijd heeft echter ook voordelen – het maakt een meer nuchtere, minder bevooroordeelde blik mogelijk. Dit boek is vanuit een dergelijk perspectief geschreven.
De ideologische ontwikkeling van de NSB wordt als tijdgebonden verschijnsel neergezet, tegen de achtergrond van het opkomend fascisme in Europa. Voor Klijn en Te Slaa bestaat de NSB niet uitsluitend uit fanatici of geboefte, maar ook uit idealisten.
Smakelijke details
Natuurlijk liep er binnen de Beweging meer dan genoeg gajes rond. Het NSB-archief zit vol met correspondentie over interne troebelen, ruzies en wantoestanden. De auteurs hebben de verleiding weerstaan om een anekdotische kroniek samen te stellen vol smeuïge verhalen.
In zekere zin is dat jammer. Hun studie blijft toch primair een ideeëngeschiedenis. De biografische belevenissen van de hoofdfiguren blijven wat beperkt, al is deze geschiedschrijving zo uitputtend dat de lezer met genoeg smakelijke details wordt verwend.
Van ‘staat’ naar ‘ras’
Daar komt bij dat het door Klijn en Te Slaa helder beschreven radicaliseringsproces van de NSB op zichzelf al fascinerend genoeg is. Waar eerst het Italiaanse fascisme als inspiratiebron gold voor Mussert en zijn zwarthemden, won vanaf 1936 een ‘volkse’ stroming terrein binnen de NSB, die gretig leentjebuur speelde bij allerlei ‘Germaanse’ theorieën uit nazi-Duitsland. Het begrip ‘staat’ werd gaandeweg verdrongen door de notie van ‘ras’, en daar ging automatisch een steeds virulenter wordende Jodenhaat mee gepaard.
Mussert was nooit gematigd
Dat groeiende extremisme infecteerde ook Anton Mussert zelf. De ‘Leider’ begon zich in de late jaren dertig steeds ‘volkser’ en antisemitischer te uiten.
Klijn en Te Slaa voegen daar aan toe dat de NSB-leider nooit werkelijk ‘gematigd’ is geweest. Ze nemen afstand van De Jong en andere historici die Anton Mussert (vaak in wat badinerende bewoordingen) hebben omschreven als ideologische draaikont of als een halfzachte, toegeeflijke voorman die zelf in de kern altijd een kleinburgerlijke liberaal bleef. Eerdere geschiedschrijvers citeerden dan graag de weinig flatteuze typeringen van Mussert die afkomstig waren van bijvoorbeeld Duitse nazikopstukken.
Mussolini en Goebbels waardeerden Mussert
Klijn en Te Slaa zien Musserts politieke oriëntatie toch een slag anders. Ze beschouwen hem wel degelijk als een revolutionair. Daar voegen ze aan toe dat de NSB-voorman door bepaalde leidende kringen in Duitsland wel degelijk serieus werd genomen, in elk geval zo rond 1936, toen de Beweging aan een opmars bezig leek.
Uit de reconstructie van Musserts reis naar Rome (in juli 1936) valt op te maken dat Mussolini zonder meer waardering had voor Mussert en zijn partij.
Ook van Joseph Goebbels ontving Mussert een positieve beoordeling na hun eerste kennismaking (in november 1936), zo blijkt uit het dagboek van de propagandaminister: ‘Mussert, de leider van de Hollandse nazi’s: een zeer heldere en energieke vent. Beetje onzelfstandig, maar vol idealisme. Ik geef hem wat tips.‘
Groot-Nederlandse staat
Dat ‘idealisme’ van Mussert manifesteerde zich vanaf 1936 in een snelle radicalisering richting het nationaalsocialisme. Dit ging gepaard met een krachtig pleidooi voor de Groot-Nederlandse – ‘Dietse’ – samenvoeging van Nederland en Vlaanderen (en Frans-Vlaanderen).
Opgeteld met Indië, Belgisch-Congo en op termijn het stamverwante Zuid-Afrika, zou een ‘Germaanse’ Groot-Nederlandse staat verrijzen die een krachtige en betrouwbare bondgenoot kon zijn voor Hitlers Duitsland dat uiteindelijk het ‘nieuwe’ Europa zou gaan domineren.
Stamverwantschap
Mussert vertrouwde erop dat Duitsland bereid zou zijn om, na de overwinning op Frankrijk, een dergelijk Groot-Nederland mogelijk te maken. Daarin zou de ‘Leider’ zich nog deerlijk vergissen.
Mussert realiseerde zich evenmin dat het voortdurend beklemtonen van de Diets-Germaanse stamverwantschap op den duur juist kon uitmonden in een pleidooi om niet zozeer de Nederlandse zuidgrens, maar vooral onze oostgrens uit te gummen. Tijdens de Bezetting zou de groeiende SS-vleugel binnen de NSB inderdaad de conclusie trekken dat Nederland maar simpelweg moest opgaan in het Derde Rijk.
Indische achterban
Het fijne van een duizend pagina’s dikke partijgeschiedenis is dat er ruimte is om ontwikkelingen op het zijtoneel wat uitgebreider te belichten. Zo komt bijvoorbeeld de NSB in Nederlands-Indië ruim aan bod. De Indische afdelingen waren belangrijk voor de NSB, niet in de laatste plaats vanwege de aanzienlijke financiële afdrachten die vanuit de Oost naar de partijkas vloeiden.
Het groeiende racisme van de NSB zorgde daar echter voor onvoorziene neveneffecten. De idealisering van het ‘arische’ ras leidde al snel tot protesten van de Indische kameraden. Een fors deel van de Indische achterban bestond namelijk uit Indo’s, die niet als minderwaardig wensten te worden beschouwd. Hun participatie binnen de NSB was juist vaak bedoeld geweest om aansluiting te krijgen bij de witte, Hollandse bovenlaag in Indië.
De NSB-leiding is er nooit in geslaagd dergelijke klachten bevredigend te beantwoorden. Iets vergelijkbaars gold trouwens ook voor nazi-Duitsland, dat er – alle rassenwaan ten spijt – geen beletsel in zag om samenwerking te zoeken met Japanners.
Veel NSB’ers hoopten op Duitse inval
Klijn en Te Slaa slagen er uitstekend in om, tegen het einde van hun boek, de spanning van de naderende oorlog tastbaar te maken. Zeker na september 1939, toen de Duitse inval in Polen had geleid tot een Franse en Engelse oorlogsverklaring aan Duitsland, kwam de NSB in een volledig maatschappelijk isolement terecht. De overgrote meerderheid van de Nederlanders bleef democratisch gezind en beschouwde Mussert en de zijnen als potentiële landverraders.
De NSB-kameraden hielden zich maar koest, vreesden een verbod van hun partij en soms ook hun eigen arrestatie. Inderdaad hoopten veel leidende NSB-ers, en zeker niet alleen de meest extreme types als Rost van Tonningen, op een Duitse inval. Daarin zagen ze de enig overgebleven mogelijkheid om Nederland alsnog in een nationaalsocialistische samenleving te kunnen veranderen.
Edwin Klijn en Robin te Slaa: De NSB. Twee werelden botsen, 1936-1940
Boom uitgevers Amsterdam, ISBN 9789461058386
1000 pagina’s met afbeeldingen, prijs 49,90 euro.
Meer informatie HIER
Wynia’s Week bericht onafhankelijk en onbevangen, ook over boeken over politiek en geschiedenis. Steunt u deze broodnodige, ongebonden berichtgeving? U kunt HIER donateur worden van Wynia’s Week. Hartelijk dank!