Een beetje afgespiegeld parlement heeft minstens 504 Kamerleden

verkiezingposter-cms-1160x670
Sylvana Simons (BIJ1), Mariëlle Paul (VVD), Jorien Wuite (D66), Raoul Boucke (D66), Habtamu de Hoop (PvdA) en Kauthar Bouchallikht (GroenLinks).

De afgelopen week beëdigde Tweede Kamer is diverser en inclusiever dan de vorige, zo heet het: het aantal vrouwen stijgt van 47 naar 59, het aantal ‘zwarte’ Kamerleden van 0 naar 5. Maar alleen Absurdistan heeft een parlement dat een afspiegeling van de bevolking is.

Aangezien er ongeveer evenveel mannen als vrouwen in Nederland zijn, zou je een demografisch correcte afspiegeling van de bevolking kunnen maken met een parlement van twee leden: één man en één vrouw. Maar we willen ook een eerlijke afspiegeling van hoog- en laagopgeleiden in de Kamer.

Tegenwoordig is ongeveer een derde van de volwassen Nederlanders hoogopgeleid. Dat levert vier categorieën Kamerleden op, en omdat je een Kamerlid niet kunt opsplitsen heb je er minimaal zes nodig voor een correcte afspiegeling: 1 hoogopgeleide vrouw, 2 laagopgeleide vrouwen, en net zo voor de mannen.

Iedereen eerlijk afspiegelen

Maar we willen ook een eerlijke afspiegeling van autochtonen (5/6 van de bevolking) en Nederlanders met een migratie-achtergrond (1/6). Zo komen we op acht categorieën, met in totaal 36 zetels, want ook in de twee kleinste categorieën (hoogopgeleide man of vrouw met migratie-achtergrond) moet één heel Kamerlid zitten.

Wat moet er nog meer worden afgespiegeld? De verdeling gay-hetero, ongeveer 1 tegen 13, dient natuurlijk ook te kloppen. Dan hebben we al 36 x 14 = 504 Kamerleden nodig om ook de meest exclusieve categorieën – een hoogopgeleide gay man en vrouw met migratieachtergrond – elk hun welverdiende zetel in de Kamer te geven. In Italië, met zijn parlement van 630 leden, zou dat nog net kunnen.

Het moge duidelijk zijn: zulke afspiegeling is geen beginnen aan. Er blijven altijd heel alledaagse combinaties van tweedelingen over die nog niet gerepresenteerd zijn. Veel belangrijker dan deze checklijstjes, is dat een gezonde diversiteit aan politieke overtuigingen, stijlen en levensvisies een eerlijke kans krijgt om in de Tweede Kamer te komen. Dan ontstaat vanzelf een parlement met ook een behoorlijke demografische diversiteit als bijzaak.

Charisma of talent speelt meestal geen rol

Maar de manier waarop de rekrutering voor de Tweede Kamer plaats vindt is juist heel ongunstig voor zulke diversiteit. Immers, voor de meeste Tweede Kamerleden van gevestigde partijen bestaat de prestatie die hen een zetel oplevert, uit het bemachtigen van een verkiesbare plaats op de lijst van hun partij.

Dat heeft meer te maken met jarenlang braaf meedraaien in de partijmachinerie dan met charisma of talent voor parlementair werk. Hoe dan ook, laten we de subtiele combinatie van intelligentie, doorzettingsvermogen, conformisme, zitvlees en ellebogenwerk die nodig is om in de Tweede Kamer te komen, ‘talent’ noemen.

Iedereen even streberig?

Dan is het best denkbaar dat dit talent niet helemaal gelijk verdeeld is tussen mannen en vrouwen, of een andere tweedeling van de bevolking (zie de afbeelding hieronder). In sociaalwetenschappelijk onderzoek vind je vaak zulke verschillen, bijvoorbeeld dat vrouwen gemiddeld iets minder ambitieus zijn dan mannen, of een iets andere afweging maken tussen gezin en carrière.

Het politiek correcte argument om zulke man-vrouwverschillen te ontmantelen is dan altijd, dat de variatie op die eigenschappen binnen elke groep (de blauwe pijl in de afbeelding), veel groter is dan het verschil in de gemiddeldes per groep (de paarse pijl). Met andere woorden: er zijn best vrouwen te vinden die streberiger zijn dan de meeste mannen, en ook mannen die hun gezin belangrijker vinden dan de meeste vrouwen. Statistisch is er vaak sprake van tachtig of negentig procent overlap tussen de verdelingen voor mannen, respectievelijk vrouwen.

De groepsgemiddeldedwaling

Als dan blijkt, dat maar vijftien procent van de topmanagers of hoogleraren in de bètawetenschappen vrouw is, moet dit ‘dus’ het gevolg zijn van discriminatie. De denkfout die daarbij altijd gemaakt wordt, is dat zo’n beroepsgroep een random steekproef uit de populaties mannen en vrouwen zou zijn. Echter, in feite wordt zo’n beroepsgroep gerekruteerd uit de meest getalenteerden, dus uit de verre rechterkant van de statistische verdeling.

Als je daar kijkt hoe de man-vrouw verhouding ligt (helder geel/helder groen in de grafiek) dan is die veel extremer dan het relatief kleine verschil in de gemiddeldes doet vermoeden. Afhankelijk van hoever je de grens naar rechts schuift, kan de verhouding tussen het aantal extreem getalenteerde mannen en vrouwen makkelijk een factor tien of twintig zijn.

Vissen in kleine vijvers

Het doet er weinig toe wat de precieze vorm van de verdeling is; het is een algemeen verschijnsel. Mannen en vrouwen variëren meer in lengte dan het verschil in hun gemiddelde lengtes, maar als je honderd mensen van meer dan twee meter zoekt, vind je bijna alleen maar mannen.

Wie dat niet beseft, begaat de groepsgemiddeldedwaling.            

Voor zover talent en bekwaamheid belangrijk zijn voor het Kamerlidmaatschap, kan het daarom best zo zijn, dat het opschroeven van het aandeel vrouwen door acties als ‘Stem op een vrouw’ de gemiddelde bekwaamheid van de Tweede Kamer vermindert. Natuurlijk zijn er in Nederland meer dan 150 vrouwen (en mannen) die prima Kamerleden zouden zijn, maar verkiezingen vissen uit een veel kleinere vijver, namelijk de benarde subcultuur van de partijpolitiek.

Etnisch profileren op voetbaltalent

De moraal is, dat ook als de verdeling in een beroepsgroep demografisch zwaar scheef hangt, dit niet hoeft te betekenen dat er sprake van discriminatie of een glazen plafond. Mutatis mutandis geldt dit zelfs voor etnische achtergrond.

Gedachte-experimentje: stel, zwarte voetballers waren demografisch ondervertegenwoordigd in het Nederlandse elftal. De suggestie dat dit komt doordat zwarte voetballers minder getalenteerd zijn dan witte zou dan een storm van verontwaardiging en obligate beschuldigingen van racisme oproepen. Het is immers onacceptabel dat talent samenhangt met etnische achtergrond. Er moet dus sprake zijn van discriminatie.

Zwarte spelers oververtegenwoordigd

In werkelijkheid is het natuurlijk andersom: zwarte spelers zijn demografisch oververtegenwoordigd in het Nederlands elftal. Geen zinnig mens beweert nu, dat dit komt doordat witte spelers gediscrimineerd worden. Blijkbaar hebben zwarte voetballers gemiddeld toch net wat meer talent dan witte, en dat verschil zie je dubbel en dwars terug aan de top.

Maar als je accepteert dat talent samenhangt met etnische achtergrond wanneer het verschil de correcte kant op wijst, moet je in principe accepteren dat het ook de incorrecte kant op kan wijzen.

Meer in het algemeen: een gebrek aan demografische afspiegeling is geen bewijs voor discriminatie.