De coup van centrale bankiers
Wat hebben Janet Yellen, Mario Draghi en Daniele Franco met elkaar gemeen? Het zijn allen voormalig centrale bankiers die zijn toegetreden tot de politiek. Yellen was tot 2018 vier jaar lang de baas van het Amerikaanse stelsel van centrale banken (Fed). Draghi was natuurlijk tot 2019 baas van de Europese Centrale Bank (ECB). En Franco was tot zijn aantreden in de nieuwe regering van ItaIië onder Draghi de op en na hoogste baas van de Italiaanse centrale bank.
Franco kennen we nog van de druk op de toenmalige Italiaanse premier Silvio Berlusconi in 2011 om economische hervormingen door te voeren. Het was een tijd waarin de euro onder grote druk kwam te staan door hoge Italiaanse schulden en een gebrek aan economische ambitie.
Franco, de boodschapper
Franco werd door Trichet en Draghi op pad gestuurd om een brief van de ECB nog eens krachtig aan de Italiaanse premier uit te leggen. En in 2018 greep Draghi persoonlijk in om Paolo Savona, beoogd Italiaans Minister van Financiën, te blokkeren.
Deze trend van centrale bankiers die ingrijpen de politiek en inmiddels dus ook openlijk kiezen voor de politiek is opmerkelijk, omdat diezelfde centrale bankiers decennialang hebben geroepen dat ze onafhankelijk moesten zijn van de politiek. Het omgekeerde geldt dus niet. Waar komt deze inmenging vandaan en wat staat ons nog te wachten?
Decennialang hebben centrale banken erop gehamerd dat ze onafhankelijk moesten kunnen opereren van de politiek. De klassieke redenering is dat politici maar wat graag de geldpers aanzetten om hun idealen waar te maken en hun achterban te bedienen. Dat veroorzaakt natuurlijk enorme inflatie, omdat er tegenover het nieuw gedrukte geld geen economische groei staat. Onafhankelijke centrale banken beschermen ons tegen deze tendens. Het zijn inflatiebestrijders die rust en vertrouwen uitstralen, met economische groei als gevolg.
Die tijden zijn veranderd. Centrale banken hebben lange tijd geprofiteerd van omstandigheden die de inflatie in toom hielden. Zo was er een demografische rugwind, er kwamen meer arbeidskrachten op de markt die ook nog eens veel geld spaarden. Daarbij eindigde de Koude Oorlog en ontstond er groot vertrouwen in de toekomst.
Bovendien trad China in 2001 toe tot de Wereldhandelsorganisatie en kwam er een heel leger aan goedkope arbeid de mondiale werkvloer op. De door centrale banken gedereguleerde mondiale kapitaalmarkt financierde alle tekorten en investeringen, economische groei en lage inflatie konden simpelweg niet tegen worden gegaan.
Lage rente
Toch hebben centrale banken tegen deze achtergrond een rol gespeeld die hen nu dwingt tot grotere bemoeienis met de politiek. Iedere keer als de economie stagneerde en een recessie dreigde, verlaagden ze hun beleidsrente. Banken konden zo goedkoper lenen en duurder uitlenen, wat hun winstgevendheid vergrootte. Financiële markten konden zich stabiliseerden. Pas dan verhoogden centrale banken de beleidsrente weer. Echter nooit naar het niveau van voor de stagnatie. Hierdoor hebben we de afgelopen decennia een trendmatig dalende rente gezien.
De dalende rente zorgde voor meer schulden, speculatie en risicovol gedrag. Want er moest natuurlijk wel rendement worden gehaald. En dit leidde natuurlijk tot financiële bubbels, beurscorrecties en economische recessie. En iedere keer kwam de centrale bank weer op de proppen om de boel te stutten. Sinds de kredietcrisis van 2008 is het instrument om de rente te verlagen echter bot geworden. Opkopen van staatsleningen, hypotheekleningen en bedrijfsleningen was het volgende station.
Beleidswijziging
Centrale bankiers weten als geen ander wat er op het spel staat, namelijk machtsbehoud van de VS en het Europese integratieproces aan deze kant van de oceaan. Het opkopen van schulden blijkt echter een doodlopende weg, omdat er steeds minder op valt te kopen. Bovendien wekken centrale banken door hun opkoopbeleid de indruk dat ze altijd als reddende engel zullen klaar staan. Het heeft een nieuwe speculatieve manie in de markten gecreëerd. De reële economie krijgen ze er echter niet mee aan de praat.
Overheden worden nu direct en indirect door centrale banken van financiering voorzien om fiscale stimulering mogelijk te maken. Van achter de schermen, waar ze al heel lang een grote vinger in de pap hebben, treden ze nu ook op de voorgrond. Ze kiezen er voor om zelf op het politieke pluche te gaan zitten. Het lijkt een beetje op een militaire coup van generaals die het niet eens zijn met de politieke koers. In een onlangs gehouden interview dat onder de radar is gebleven laat (oud-)ECB-bestuurder Yves Mersch goed zien waar dat toe kan leiden.
Onder de radar
Het interview dat David Marsh had met Mersch, tot december nog ECB-bestuurder, kwam tot stand naar aanleiding van zijn naderende afzwaaien. Mersch is al sinds de jaren ‘80 een belangrijke speler bij het tot stand komen van de euro en de politieke integratie van de EU. Sinds 1998 zat hij onafgebroken in het bestuur van de ECB. En wat Mersch zegt is niet mis te verstaan. Hier een wat langer fragment uit het interview:
DM: ‘Dus wat u zegt is dat om op een hoger niveau van integratie (in de EU, SB) te komen, er sprake moet zijn van een verdragswijziging. Hoe waarschijnlijk is dit in uw ogen? Gegeven de huidige verhoudingen in Europa zijn er in een aantal landen mogelijk referenda voor nodig, zelfs de Duitse Grondwet zou moeten worden veranderd, waar sowieso een referendum voor nodig is? Hoe realistisch is zo’n EU verdragswijziging politiek gezien?’
Mersch: ‘Ik ben me er terdege van bewust dat de verschillende overheden in de EU geen trek hebben in een verdragswijziging, zeker omdat er sprake zal zijn van verschillende tijdsintervallen in de verschillende landen en iedereen weet dat deze tijdsintervallen onzekerheid creëren, omdat externe politieke schokken kunnen optreden of een economische crisis. Dit maakt het moeilijk om tot een verdragswijziging te komen, zeker ook in een tijd dat er sprake is van opkomende onvrede en populisme onder de bevolking. En zolang onze democratieën geen economische opleving kennen is er waarschijnlijk geen haast om stappen in deze richting te zetten. Tenzij de omvang van de crisis, de diepte van de crisis en het risico’s van nieuwe crises groter wordt en een verdragswijziging als enige uitweg wordt gezien.’
DM: ‘Dat zou geen erg aangenaam alternatief zijn (toch?), om een verdieping van de crisis die misschien iets te veel vraagt aan te grijpen. Om deze verandering teweeg te brengen in omstandigheden waar u … waar u aan denkt.’
Mersch: ‘Zeker, maar vergeet niet dat het programma van de huidige Commissie de mogelijkheid biedt om het verdrag opnieuw te bekijken en aan te passen. Het is dus geen makkelijke weg, maar het is ook niet uitgesloten met de huidige politieke leiders.’
In het interview zinspeelt Mersch dus op een diepere crisis die kan worden aangegrepen om tot een verdragswijziging en meer macht voor de EU te komen. Het is een belangrijke inkijk in de organisatie van de macht in de EU, gestoeld op de doctrine van Jean Monnet: de EU wordt gesmeed door crises en zal de som zijn van de oplossingen die voor die crises zijn gekozen.
Ongemakkelijk nu, is dat de ECB op dit moment het enige instituut is dat een economische en sociale schuldencrisis met haar geldpers nog vooruit kan schuiven, maar dus ook kan creëren als ze er mee stopt. Centrale bankiers kunnen dus wikken en beschikken.
Het interview legt een trend bloot die al sinds de kredietcrisis van 2008 gaande is. Langzaam maar zeker wordt duidelijk dat onze gekozen politici niet gaan over de echte veranderingen. We zijn aanbeland in een tijd waarin de Europese bevolkingen voor voldongen feiten worden geplaatst. De belofte van onafhankelijke keuzes in de politiek, georganiseerde tegenmacht en de heiligheid van de democratie zijn er dus wel vanaf.