Politici vinden zich ‘bestuurders’ en vervreemden zich van burgers
Hans Daalder waarschuwde er al voor in 1964. Door het ontkennen van het nut van politieke controverse, wordt de afstand tussen burgers en hun bestuur vergroot. Bestuurders gaan zich daardoor steeds minder zien als dienaren van het volk, terwijl burgers zich geen mederegeerders meer voelen. Er ontstaat dan snel een sfeer van ‘wantrouwen en onwellwillendheid.’ Dat soort vervreemding is riskant in een land van minderheden waar op termijn altijd alles afhangt van vertrouwen in de voorlieden en de wil om compromissen te sluiten.
Toch heeft die depolitisering de afgelopen tijd een enorme vlucht genomen, met klinkende resultaten. Door polderakkoorden en vergaande rationalisering en automatisering van processen bij de overheid zijn belangrijke hervormingen doorgevoerd in zowat iedere vitale sociaaleconomische sector. Het is geen wonder dat er nog maar weinigen waren, zoals Herman Tjeenk Willink, die zich zorgen maakten over de na-ijleffecten op de lange termijn. Het gaat nu immers goed. Morgen waarschijnlijk ook. En overmorgen? Wie dan leeft, die dan zorgt.
In Nederland wordt voortdurend gedepolitiseerd
Door de bank genomen wordt depolitisering van bestuur juist als iets heel goeds gezien in Nederland. Wegblijven bij haarkloverijen van al die minderheden en proberen boven de partijen te komen geeft een positie waardoor er gedaan kan worden wat gedaan moet worden. De behoefte aan depolitisering van bestuur zie je overal terug in ons systeem: een erfelijk monarch als staatshoofd, kroonbenoemde bestuurders (zoals burgemeesters en commissarissen van de Koning), de waardering die bestuurders die ‘boven de partijen staan’ ten deel valt, of de achting die de Eerste Kamer geniet, juist omdat die indirect is gekozen, juist omdat die zich opstelt als een gedeeltelijk apolitiek seniorenconvent.
Ook in spiegelbeeld is die depolitiseringshang terug te lezen. De irritatie over nieuwkomers en populisten in volksvertegenwoordigingen ligt gedeeltelijk in het feit dat die alles weer politiek maken. En van politieke spelletjes zijn maar weinigen gediend.
Toch is het een riskante eigenschap van onze poldercultuur. Eentje waarbij burgers en hun bestuur elkaar snel kunnen verliezen doordat het bestuur niet goed meer ziet waartoe het op aarde is. Overheidsbesluiten kunnen nooit niet-politiek zijn. Een spreadsheet kan je nooit vertellen welk besluit te nemen, algoritmes zijn keuzes, bestuurlijk maatwerk is een beslissing. En meestal zijn dat allemaal ook politieke beslissingen, die van gisteren of die vandaag.
Je kunt en mag tegengestelde belangen niet verhullen
Politiek gaat over het maken van keuzes tussen conflicterende belangen tegen een achtergrond van schaarse publieke middelen. Die werkelijkheid kan en mag je niet verhullen. Politiek is niet een hindernis voor goed bestuur, zoals de Raad van State, sprekend over een incidentgedreven verantwoordingscultuur, die problemen niet oplost, het voorstelt.
Politiek is de brandstof van en voorwaarde voor alle bestuur. En de strijd over de belangrijkste keuzes daarover horen niet grotendeels plaats te vinden buiten het parlement of buiten het volle licht van de publieke arena. Dat past niet in ons democratische bestel omdat de burger-eigenaar zo zijn plek aan tafel en de greep op zijn eigen lot verliest.
Het past ook niet in ons stelsel van checks and balances – onze trias politica. De rechtsstatelijke machtsverdeling tussen een wetgever, bestuur en onafhankelijke rechter is een methode die ervoor moet zorgen dat die overheidsmachten elkaar – in het belang van de vrijheid van burgers – in evenwicht houden en elkaar kunnen controleren. De trias politica is een middel tot een doel, geen doel in zichzelf. In een situatie waarin het bestuur die andere machten overvleugelt – zoals nu gebeurt – is het zaak dat bestuur onder controle te brengen.
Als dat bestuur de belangrijkste politieke keuzes maakt – zoals nu ook het geval is – dan is het zaak dat die keuzes worden gepolitiseerd. Door ze in het juiste forum te bespreken, alle informatie en hete hangijzers erover te delen, burgers te betrekken en te luisteren naar wat er leeft. Het bestuur is dienaar en opdrachtnemer in een democratische rechtsstaat – geen gezag dat zichzelf kan legitimeren.
Omtzigt gooit knuppel in hoenderhok
Kamerlid Pieter Omtzigt werd – samen optrekkend met Renske Leijten – zijns ondanks de Jeanne d’Arc van de herpolitisering van het bestuur. In een lezing die hij eind 2020 gaf, pleitte hij voor nieuw sociaal contract. Volgens Omtzigt heeft:
De overheid […] bijzonder veel macht. Deze macht ontvangt zij van de samenleving, om zo in de noodzakelijke, gemeenschappelijke noden te kunnen voorzien. Alleen daarom heeft de overheid meer macht dan een gewone burger. Het sociaal contract zorgt ervoor dat die macht ook alleen voor dit doel wordt aangewend, en niet voor iets anders. De overheidsmacht is immers zo groot, dat zij een leven of een bedrijf met een enkele pennenstreek kapot kan maken.
Om het vertrouwen te herstellen moeten we dit sociaal contract vernieuwen. Daarvoor zijn controle en transparantie nodig. Controle en transparantie zijn geen tekenen van wantrouwen.
Ik zeg het Omtzigt zo na, al is het nog niet eenvoudig daar handen en voeten aan te geven. Want niet alleen die burgers zijn gewone mensen, dat zijn de mensen die werken voor en bij de overheid – ‘bestuurders’ – ook.
Dit artikel van Wim Voermans is een voorpublicatie uit zijn nieuwe boek ‘Het land moet bestuurd worden: Machiavelli in de polder’, een uitgave van Uitgeverij Prometheus. Het boek ligt vanaf 19 februari in de boekhandel, telt 282 pagina’s en kost 22,50 Meer informatie: HIER