Nederland kan zich niet inleven in oorlogsdreiging

800px-Cyprus_north_-_Turkish_flag_on_mountain
Gigantische Turkse vlag in Noord-Cyprus.

Op vrijdag 22 januari merkte Mevlüt Çavuşoğlu, de Turkse minister van Buitenlandse Zaken, op dat een oorlog met Griekenland niet onvermijdelijk was. De Twitterpagina’s van het Haagse ministerie van Buitenlandse Zaken en van de ministers Sigrid Kaag en Stef Blok laten het onvermeld. De Amerikaanse vicepresident Kamala Harris en altijd weer de klimaatverandering blijken belangrijker thema’s dan oorlogsdreigementen gericht aan een EU-lidstaat.

Misschien wacht de Nederlandse diplomatie wijselijk tot deze storm overwaait, maar hiermee maken we een fout: omdat wij onze nationale vetes met buurlanden achter ons hebben gelaten, kunnen we ons niet meer inleven in de leefwereld van bondgenoten waar ze er nog wél toe doen.

Een berg van een vlag

Vier jaar geleden stuurde mijn werkgever me naar Cyprus om de geteisterde bancaire sector overeind te houden. Ik begreep niet meteen waarom, maar er waren alleen vluchten naar Larnaca. Ik kon niet direct op de hoofdstad Nicosia vliegen. Mijn standplaats was Londen en, zo redeneerde ik, misschien was Larnaca een aantrekkelijker bestemming voor Britten en Russen die naar hun vakantiehuisjes wilden.

Vanuit Larnaca nam ik een taxi naar Nicosia. Er was geen tijd om uit het raam te staren omdat ik me moest inlezen. Bovendien was het landschap na een minuut of twee al niet meer interessant: dorre, okerkleurige heuvels met hier en daar een bosje en in de verte wat bergen.

Toen ik de hoofdstad naderde kwam de berg Pentadyklos steeds groter in mijn beeldvlak en greep iets in de verte mij aan: een enorme Turkse vlag ontsierde de bergkant. ’s Nachts werd ze opgelicht. Dag en nacht worden de Cyprioten er zo aan herinnerd: het noorden van hun land is door Turkije bezet gebied en daar kunnen ze niets aan doen. Het vliegveld van Nicosia lag ook in dit bezet gebied, wat mijn vliegroute weer verklaarde.

De Belgische invasie van Limburg

Wij Nederlanders worden niet met dergelijke nationalistische pesterijen geconfronteerd. In het ergste geval maakt een Duitser een grapje over voetbal dat te ver gaat, of worden we geplaagd met ons progressieve wiet- en prostitutiebeleid. Er bestaat geen dergelijk nationaal leed meer voor ons. Er wonen in Amsterdam geen Limburgers die hebben en houwen moesten achterlaten, op de vlucht voor een Belgische invasie. Verscheurde families, geliefde familiehuizen die voor altijd onbereikbaar zullen zijn, dagelijkse nationale vernedering: het is ons allemaal vreemd.

Hierdoor hebben wij een enorme blinde vlek in onze betrekkingen met andere landen – vanuit onze gezapige, West-Europese leunstoel kunnen wij het gewoon niet bevatten. Dit geldt ook voor de meeste andere grote en rijke Europese landen. Gekrenkte nationale trots of angst voor een buitenland ligt ver van ons bed of ver in het verleden, in tegenstelling tot het voormalige Oostblok, Griekenland en Cyprus. Misschien vandaar dat de twitter van MinBuZa en Sigrid Kaag niets melden over het gedreig met oorlog van Turkije.

Wij hebben Duitsland ook bezet

Soms komt dit voort uit onwetendheid. In 2019 kwam de Poolse regering met eisen dat de Duitsers herstelbetalingen moesten doen voor de Tweede Wereldoorlog. ‘Laat het verleden rusten’, zullen veel Nederlanders gedacht hebben. ‘Wij werden ook door de Duitsers bezet, wij hebben ook geleden, maar het heeft geen zin oude koeien uit de sloot te halen.’ Hoeveel Nederlanders weten echter dat wij Duits gebied hadden geannexeerd, dat we in 1963 tegen een betaling van 280 miljoen D-mark teruggaven? Polen heeft nooit dergelijke herstelbetalingen ontvangen vanwege haar positie in de Sovjet-invloedssfeer.

Waar onwetendheid niet schuldig is, lijden we aan onbegrip door tekortkomend inlevingsvermogen. Toen de Zwitserse voetballers Xhaka en Shaqiri een nationalistisch Albaans handgebaar maakten na hun doelpunt tegen Servië, begrepen velen de ophef niet. Het is provocerend en plagerij, maar als volwassene moet je daar overheen kunnen stappen. Waarom zou je je daar druk om maken? Als Xhaka een banaan had meegenomen voor de spelers van het Braziliaanse team, dan stonden wij – laat staan de Brazilianen – op onze achterste poten. Maar zo’n effect had zijn handgebaar op veel Serviërs. Ook wat er in de twee voetballers zal zijn omgegaan is voor ons lastig te bevatten.

Een heftige, emotionele groepsreactie op een vermeende belediging is natuurlijk geen basis voor beleid. Het kan geveinsd zijn, of gewoon aanstellerij. Zelfs als het terecht is, kan je er soms weinig mee. Maar we moeten er ons als maatschappij wel bewust van zijn dat dit soort emoties rondspoken in andere landen en er rekening mee houden. Of we het kinderachtig of aanstellerig vinden of niet.

Een nationale fobie – of gegronde angst?

Daarnaast moeten we niet onderschatten dat hoogoplopende emoties vaak om meer gaan dan gekrenkte nationale trost. Het Griekse luchtruim wordt regelmatig geschonden door NAVO-bondgenoot Turkije. Vervelend, maar het is onwaarschijnlijk dat Turkije echt tot militaire acties overgaat (dreigementen ten spijt). Intussen probeert Turkije wel langzaam maar zeker de maritieme grenzen te verleggen om zo te pogen olie- en gasvelden te claimen.

We verliezen uit het oog dat de legitieme belangen van een EU-lid in het gedring komen, omdat we de hele situatie zien als ouderwetse rivaliteit tussen landen, een reliek van voor de Tweede Wereldoorlog, uit de tijd voor Francis Fukuyama. Het is makkelijk ‘ach, doe rustig, wat maakt het uit’ te zeggen als het je zelf niet overkomt.

Europese solidariteit vereist begrip

Zoals ik in mijn vorige artikel aangaf, ondermijnt gebrekkig inlevingsvermogen het leiderschap in Europa. Het zou West-Europeanen sieren als ze beseften dat archaïsche conflictjes en vetes beter begrepen moeten worden. Laten we niet vergeten dat het niet zo lang geleden is dat Frankrijk en Duitsland elkaar in de haren vlogen om nationale vetes.  Als een land buiten West-Europa in een conflict is verwikkeld, moeten we wat verder kijken dan onze neus lang is en overwegen ons werkelijk in te leven.