EU-lidmaatschap vastleggen in de Grondwet is regentesk

ingrid-thijssen
Ingrid Thijssen is sinds kort voorzitter van de ondernemerslobby VNO-NCW. Ze wil de EU in de Nederlandse grondwet.

De lobbyorganisatie van grote ondernemers, VNO-NCW, wil in de Grondwet vastleggen dat Nederland lid is van de Europese Unie (EU). D66 heeft daartoe zelfs al geruime tijd geleden een voorstel tot wijziging van onze Grondwet ingediend.

Zowel VNO-NCW als D66 beweert dat de Brexit heeft laten zien hoe gevaarlijk het is als kiezers ‘zomaar’, niet geleid door feiten maar door ‘leugens’, zouden kunnen beslissen uit de EU te stappen. De angst voor de gewone Nederlanders is bij beide organisaties kennelijk zo groot dat de kiezers bij voorbaat maar buiten spel moeten worden gezet. De hoop deze kiezers met argumenten in de EU te kunnen houden is daar blijkbaar vervlogen.

Een Nexit lijkt in Nederland overigens niet aan de orde. Onder de bevolking is er momenteel weinig animo voor. Toch blijken VNO-NCW en D66 erg bang voor de kiezers. VNO-NCW-voorzitter Ingrid Thijssen noemde afgelopen zondag in het TV-programma ‘Buitenhof’ een cijfer tot achter de komma hoeveel schade Groot-Brittannië door de Brexit zou gaan ondervinden, alsof het een vaststaand gegeven betrof in plaats van een wild guess van een onderzoeksbureau. Over fact free politics gesproken.

Is onafhankelijkheid irrelevant?

Diezelfde middag sprak de Belg Herman van Rompuy de derde ‘Onafhankelijkheidsrede’ uit. Deze rede werd georganiseerd door een stichting die het bewustzijn wil versterken hoe uniek Nederland was met de zo vroege verklaring van onze Onafhankelijkheid, al in 1581 (bijna twee eeuwen vóór de Verenigde Staten).

De merkwaardige keuze om voormalig EU-voorzitter Van Rompuy voor het uitspreken van de rede te vragen, werd door de inhoud van diens rede geschraagd. Want Van Rompuy verklaarde onafhankelijkheid tot iets irrelevants.

Het zou er tegenwoordig om gaan ‘op rationele wijze’ de juiste schaal van bestuur te bepalen. ‘Size matters’, verklaarde de eurofiele Belg (excuses voor dit pleonasme), zodat voor hem vaststond dat landjes als Nederland en België maar verder in de EU dienen op te gaan.

Op de gedachte dat omvang zaligmakend is valt reeds veel af te dingen. Inwoners van kleinere democratieën blijken volgens tal van onderzoeken namelijk gelukkiger dan die van grote. En burgers worden – begrijpelijkerwijs – er ook niet blij van als bestuurders verder van hen af staan.

Indien groter automatisch beter was, hadden de noordelijke Nederlanden zich in de zestiende eeuw dus niet moeten afscheiden van het rijk van Filips II. En indien groter inderdaad altijd beter zou zijn hadden de Belgen zich in 1830 niet moeten losmaken uit het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden.

‘Gedeelde soevereiniteit’ bestaat niet

Nog zo’n evergreen uit de eurofiele mantra werd in dezelfde uitzending van ‘Buitenhof’ waarin Ingrid Thijssen optrad gedebiteerd door CDA-regent Wim van den Donk. Pal nadat ook hij verklaarde dat het maar gevaarlijk is wanneer kiezers zich niet door feiten laten leiden, kwam hij met de bewering dat soevereiniteit van een land niet bestaat. Door soevereiniteit te delen kun je als land meer, stelde hij. De gedachte van ‘gedeelde soevereiniteit’ is altijd erg populair onder voorstanders van steeds verdergaande europeanisering.

Probleem is alleen dat juist ‘gedeelde soevereiniteit’ niet bestaat. Als het al geen flagrante leugen is, dan is het op zijn minst een uiting van warrig denken. Want wetenschappelijke kenners van het begrip soevereiniteit zijn het al heel lang over één ding eens: soevereiniteit is níet deelbaar.

Zoals de Duitse rechtsgeleerde Georg Jellinek in 1882 schreef: een soevereine staat bepaalt zelf de grenzen van de eigen bevoegdheden. Soeverein is degene die in zaken van wezenlijk belang in laatste instantie de beslisbevoegdheid heeft. Dat is er maar één. Vergelijk het met zwangerschap. Het mag modern lijken om ‘samen zwanger’ te zijn, maar uiteindelijk is er maar één die het kind zal gaan baren. En die ene persoon kan ook niet een beetje zwanger zijn; zij is zwanger of zij is het niet.

Zíj behoren niet te bepalen wie Wij zijn

Naast hun eurofilie hebben alle genoemde personen nog een ding gemeen: hun regenteske houding. Die komt neer op: ‘Wij weten beter wat goed is voor de bevolking dan de burgers zelf, dus wij bepalen hoe ver de Europese integratie moet gaan. Mochten die burgers het ooit in hun malle hoofd halen uit de EU te willen treden, dan maken wij dat via de Grondwet alvast nagenoeg onmogelijk.’

Interessant genoeg heeft de Leidse staatsrechtgeleerde Wim Voermans een jaar geleden een fraai boek geschreven over het wezen van grondwetten. Hij schrijft er drie kenmerken aan toe, waarvan het eerste is: het bepalen van de Wij. Uit wie bestaat de gemeenschap waarmee wij lotsverbondenheid wensen te delen?

Maar als ‘Wij’ bepalen wie daaronder vallen, hoe zou dit dan anders dan door de burgers zélf kunnen geschieden? Indien regenteske types – Van Rompuy, Van den Donk, Jetten, Kaag, en zo voort – dat voor ons doen, gaan Zij dus bepalen wie de Wij vormen. Dat is strijdig met het wezen van een grondwet. En zo dit ooit al geoorloofd zou zijn geweest, is het tegenwoordig uiteraard diep antidemocratisch.

Voor liberalen zijn de burgers zelf soeverein

Liberalen – échte liberalen, niet D66’ers die zich als zodanig denken te kunnen voordoen – waren er al ruim voor de opkomst van de moderne democratie van overtuigd dat het niet aan vertegenwoordigers van de bevolking is om vast te stellen wie de Wij vormen.

John Locke, een van de aartsvaders van het liberalisme, schreef in 1690: ‘The power of the Legislative being derived from the People (…) the Legislative can have no power to transfer their Authority of making Laws, and place it in other hands (…). The Legislative neither must nor can transfer the Power of making Laws to any Body else, or place it any where but where the People have.’

Of Nederland tot in lengte van dagen, ongeacht wat er gebeurt, lid van de EU moet blijven is een vraag die zowel uit democratisch oogpunt als op grond van liberale beginselen uiteindelijk slechts door de Nederlandse burgers zelf mag worden bepaald. Het gaat niet aan de kiezers op achterbakse wijze uit te schakelen.

Wie zou Nederland met dwang in de EU willen houden?

Van het belang van voortzetting van het EU-lidmaatschap zullen kiezers wanneer het erop aankomt met argumenten moeten worden overtuigd. Wie zonder argumenten denkt ons land ooit tegen de zin van een grote meerderheid van de bevolking in de EU te kunnen houden, verschilt in mentaliteit niet van de zestiende-eeuwse tiran Filips II of van degenen die destijds met hem heulden.

Zolang de kiezers Nederland niet als zelfstandige natie wensen op te heffen, moeten de burgers van ons land steeds vrij blijven te bepalen met wie zij hun lot al dan niet wensen te delen.