Klimaatdoel gemist? Niet getreurd!

wateroverlast
Wateroverlast wordt graag in verband gebracht met ‘klimaatdoelen’.

Het kabinet Rutte 3 dreigt het klimaatdoel voor 2030 (49 procent reductie in de uitstoot van broeikasgassen ten opzichte van 1990) te gaan missen, zo blijkt uit de nieuwste Klimaat- en Energieverkenning (KEV) van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) die vorige week is verschenen. Volgens het PBL zal op grond van het bestaande en recent in gang gezette beleid de reductie in 2030 uitkomen op een schamele 34 procent.

Voor 2020 schat het PBL de reductie tussen 21 en 26 procent; het wordt dus een dubbeltje op zijn kant of dit jaar het ‘Urgendadoel’ wel wordt gehaald (25 procent reductie). Treurnis en teleurstelling alom. De NRC bracht het slechte nieuws in een groot artikel vergezeld van een spectaculaire foto van een enorme hoosbui in Mierlo (Brabant). De suggestie is duidelijk: er staat ons rampspoed te wachten.

Wiebes: we moeten doorgaan

Geschrokken van deze cijfers heeft minister Eric Wiebes direct verklaard onverkort vast te houden aan de 49 procent en alles op alles te zetten om die 49 procent in 2030 te halen. Daarvoor heeft hij met onmiddellijke ingang een ambtelijke werkgroep ingesteld die op korte termijn extra reductiemaatregelen moet zien te vinden. Die liggen dan klaar voor het volgende kabinet. 

En de leiders van de klimaatpartijen GroenLinks en D66 hebben al aangekondigd dat de reductie inspanningen moeten worden opgevoerd en dat de 49 procent, die is vastgelegd in de klimaatwet van 2019, moet worden opgehoogd naar op zijn minst 60 procent. Ook dat zou in de volgend kabinetsperiode moeten gebeuren.

‘Parijs’ vindt 34 procent wel genoeg

De verwachte reductie van 34 procent in 2030 mag dan achterblijven bij het doel van 49 procent, deze reductie voldoet wel keurig aan het Klimaatakkoord van Parijs uit 2015. Ook valt de geschatte reductie over geheel 2020 van tussen de 21 en 26 procent geheel binnen de grenzen van het Parijse akkoord.

Dat akkoord bepaalt dat de maximale opwarming sinds de pre-industriële periode (1850) ruim onder de 2 ˚C moet blijven en dat er naar gestreefd moet worden de opwarming te beperken tot 1,5˚C.  De  grenzen van 1,5˚C en 2˚C hebben geen strikt wetenschappelijke basis maar zijn het resultaat van een politiek onderhandelingsproces.

Tot voor het Akkoord van Parijs was de geaccepteerde bovengrens 2˚C met de Duitse bondskanselier Angela Merkel als groot pleitbezorger. Pas bij de klimaatonderhandelingen in Parijs is de grens van 1,5˚C onder druk van onder andere een sterke klimaatlobby in het vizier gekomen.

Parijs is het probleem niet, het regeerakkoord wel

Vanuit het perspectief van het Akkoord van Parijs is er met de verwachte uitstootreductie in 2030 op dit moment dus niet zoveel aan de hand. Gewoon doorgaan op de ingeslagen weg, zou je zeggen, extra maatregelen zijn voorlopig niet nodig, laat staan een aanscherping van het reductiedoel.

Vanwaar dan de ophef en teleurstelling? Wat is precies het misverstand? Om dat duidelijk te maken gaan we terug naar de zomer van 2017 toen er onderhandeld werd over de klimaatparagraaf in het regeerakkoord van het kabinet Rutte 3.

Op advies van het PBL is toen als uiteindelijke klimaatdoel gekozen voor een 95 procent reductie in 2050,  gerekend ten opzichte van de uitstoot in 1990. En als je de uitstoot vanaf 2017 als een rechte lijn laat afnemen naar een uitstoot van 5 procent in 2050 dan hoort daar volgens Bartjens in 2030 een uitstootreductie bij van exact 49 procent. 

Met de klimaatkennis van toen, neergelegd in het vijfde evaluatierapport (AR5) van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) uit 2013, kwam het overeengekomen uitstootpad volgens de experts van het PBL overeen met een opwarming van ongeveer 2˚C, de bovengrens van Parijs. In de Klimaatwet van 2019 zijn de doelstellingen van 49 en 95 procent rechtstreeks overgenomen zijnde de praktische vertaling van het Akkoord van Parijs.

Maar ondertussen…

Sinds de vaststelling van de klimaatdoelen in 2017 is er wel het nodige veranderd. In 2018 bracht het IPCC een speciaal rapport uit (SR15) met daarin aanzienlijk hogere waarden voor de totale hoeveelheid CO2 die nog kan worden uitgestoten alvorens een bepaalde opwarmingsgrens wordt overschreden, het zogenaamde koolstofbudget. Dat was goed nieuws.

Met die nieuwe budgetten zou het afgesproken uitstootpad (95 procent reductie in 2050) uitkomen op een maximale  opwarming van 1,5˚C  in plaats van de 2˚C die oorspronkelijk was voorzien. Het ‘Urgendadoel’ van 25 procent in 2020, dat ook gebaseerd is op de koolstofbudgetten uit het AR5 rapport van 2013, zou met de herziene koofstofbudgetten neerkomen op een opwarming ruim onder de 1,5˚C  grens. 

Keurig op weg naar Parijs…

In de onderstaande figuur is het allemaal mooi te zien. Hier staat een x,y diagram met op de verticale as de uitstoot van broeikasgassen (de uitstoot in 1990 is 100) en op de horizontale as de tijd in jaren. De gele balletjes geven de werkelijke uitstoot aan van 1990 tot en met 2019 (bron CBS). De twee rechte lijnen staan voor de uitstootpaden die horen bij de twee temperatuurgrenzen van het Akkoord van Parijs. Beide starten in het meest recente uitstootpunt in 2019 en gaan linea recta naar de nul-uitstoot, dat is het moment waarop het koolstofbudget is opgesoupeerd. Het koolstofbudget dat behoort bij 2˚C is groter en dus valt het moment van de nul-uitstoot later.

De speelruimte voor het klimaatbeleid wordt dus bepaald door de driehoek omsloten door de twee rechte lijnen. De rode vierkantjes staan voor het gekozen uitstootpad van Rutte 3 en liggen net onder de Parijse ondergrens van 1,5˚C. Ook het Urgenda doel in 2020 ligt onder die ondergrens.  

De door het PBL verwachte reductie van 34 procent, aangegeven met het zwarte vierkantje, ligt halverwege de twee grenzen van het Akkoord van Parijs. Als we vanuit het uitstootpunt in 2019 een rechte lijn trekken door de door het PBL verwachte uitstoot in 2030 dan valt de nul-uitstoot in 2075. De daarbij bijbehorende finale opwarming is dan 1,75˚C,  geheel in overeenstemming met het Akkoord van Parijs.

Er is meer goed nieuws. De koolstofbudgetten uit het IPCC SR15 rapport waarop de 1,5 en 2˚C grenzen zijn gebaseerd, zijn door de samenstellers van het SR15 rapport nogal conservatief ingeschat. Bij een realistischer schatting schuift de nul-uitstoot voor 1,5˚C op naar 2070 en die voor 2˚C naar 2125.  We hebben dan tot het einde van deze eeuw om de nul-uitstoot te bereiken.

Gaan we het  49 procent-reductie-in-2030 doel missen? Ja, dat zit er dik in. Is dat erg? Nee, in het geheel niet omdat we desondanks ruimschoots binnen de bandbreedte van het Klimaatakkoord van Parijs blijven. De 49 procent reductie is gebaseerd op voorbije wetenschap en onnodig fors. Een reductiedoel van 35 procent zou meer realistisch en beter verdedigbaar zijn.