Moeten we ondemocratische organisaties die een verbod op cartoons eisen zelf verbieden?
De onthoofding van de Franse leraar Samuel Paty en aanslagen in Nice in Frankrijk op 29 oktober 2020 en de Oostenrijkse hoofdstad Wenen op 3 november tonen aan dat radicale moslimgroeperingen – ook tijdens de coronacrisis – fysieke en geestelijke terreur uitoefenen in de West-Europese samenlevingen. Wat kan onze maatschappij doen om dergelijk terrorisme te stoppen? Moeten we organisaties en moskeeën die met dergelijke terroristen sympathiseren verbieden? Hoe kunnen we het gedachtengoed van radicale moslims effectief bestrijden, zonder de rechtstaat op te heffen?
Al voor de onthoofding van Samuel Paty kondigde de Franse president Macron maatregelen aan tegen de politieke islam ‘Het radicale islamisme stelt de eigen wetten boven die van de republiek’, zei hij. En: ‘Hier streven radicale islamisten naar een parallelle samenleving, een tegen-maatschappij’. Macron wil af van informele Koranschooltjes, buitenlandse financiers van gebedshuizen aan banden leggen en zoekt ‘stevige instrumenten’ tegen radicale machtsovernames in moskeeën.
De Franse regering sloot daadwerkelijk een moskee in een voorstad van Parijs wegens aanzetten tot terreur. De moskee zou banden hebben met het salafisme. De Franse regering kondigde aan 70 organisaties te willen verbieden waaronder de Turkse extreemrechtse nationalistische Grijze Wolven en het Collectief tegen Islamofobie (CCIF) dat meedeed aan de hetze tegen Samuel Paty. De Franse minister van Binnenlandse Zaken Darmanin noemde die laatste organisatie ‘een vijand van de republiek’. Organisaties als het CCIF propageren volgens de Franse overheid het idee dat de islam boven de normen en waarden van de Franse republiek staat.
Moslims als slachtoffer?
Kleis Jager beschrijft in Trouw dat moslims in Frankrijk waarschuwen voor een dictatuur waarin zij geen mening mogen hebben – mede onder invloed van de fachosphère , het geheel van conservatieve opiniemakers en media, die maatregelen bepleiten tegen islamitische radicalen. Tegelijk wil een deel van de moslims in Europa het beledigen van hun profeet – Mohammed – verbieden.
Islamitische organisaties in Nederland doen vergelijkbare uitspraken. Kamerlid Tunahan Kuzu van DENK liet kort na de aanslag in Nice weten wat Nederlanders volgens hem moeten verstaan onder de vrijheid van meningsuiting. ‘Vrijheid van meningsuiting betekent niet dat je een miljoen moslims in Nederland en anderhalf miljard moslims wereldwijd tot op het bot moet kwetsen omdat de profeet in hun hart hebben gesloten.’.
Imam Yassin Elforkani van de Blauwe Moskee in Amsterdam riep direct na de aanslag in Nice op tot het bij wet verbieden van cartoons over Mohammed. Imam Abou Soumayyah begon een petitie met een oproep tot strafbaarstelling van belediging van Mohammed kreeg al snel bijna 100.000 handtekeningen. Wie er zou moeten bepalen wanneer er sprake is van ‘beledigen’ licht de petitie niet toe.
NIDA-hoofdman El Ouali, lange tijd actief binnen het seculiere GroenLinks, vroeg om asiel voor de Franse ‘islamofobie’ bestrijdende organisatie CIFF. Een slimmigheidje om het zelfbeeld van Nederland als tolerante vrijhaven in de 17e eeuw voor Hugenoten tegen Nederland te gebruiken. El Ouali voegde in een Twitterfilmpje ook nog premier Mark Rutte, die de vrijheid van meningsuiting in Nederland inclusief het recht om spotprenten te tekenen had benadrukt, toe ‘zijn bek te houden’.
Faciliteren van totalitair gedachtegoed
Kustaw Bessems schreef op 24 oktober 2020 in de Volkskrant dat de onthoofding van Samuel Paty uiterst efficiënt terrorisme is, want iedereen weet nu wanneer je het gevaar loopt vermoord te worden. De analyse van Bessems onderschrijft eens te meer dat er in Nederland de facto sinds de moord op Theo van Gogh in 2004 een sharia bepaling van kracht is. Iedereen die een grap maakt over de profeet van de moslims is doelwit en kan niet rekenen op de bescherming die kroongetuigen – geharde criminelen uit het milieu – bijvoorbeeld wel krijgen. In die omstandigheden is het een illusie dat burgers onbezorgd satire gaan bedrijven.
Wat Elforkani, NIDA en DENK nastreven is codificatie van het reeds bestaande klimaat van intimidatie en censuur rond cartoons en satire. DENK en NIDA zijn de politieke vertaling van het gedachtegoed van de moslimextremisten die daadwerkelijk politici, journalisten en leraren bedreigen. Meer dan in 2004 spraken nu ook enkele Nederlandse bestuurders zich uit tegen dit denken. De Amsterdamse burgemeester Halsema zei op 4 november 2020 in de gemeenteraad over de oproep van Elforkani. ‘Het is onbestaanbaar dat de vrijheid van meningsuiting wordt ingeperkt om te voorkomen dat anderen zich beledigd voelen’.
Kramp vanuit de tweede wereldoorlog
Dat bestuurders zich uitspreken tegen intolerantie door moslims is niet vanzelfsprekend. In Nederland is het denken over immigratie en integratie, zeker als het om moslims gaat, decennialang vermengd met emotioneel geladen vergelijkingen met de Tweede Wereldoorlog en de Jodenvervolgingen. Rationele discussie over integratiebeleid of het bestrijden van islamitisch extremisme is hierdoor decennialang bemoeilijkt.
Keer op keer pleitte een aantal, vooral progressieve, politici en bestuurders voor uitzonderingsposities voor moslims, met ‘gevoeligheden’ als argument, daarmee rechtsongelijkheid bevorderend. Job Cohen wilde als burgemeester van Amsterdam integratie bevorderen met subsidies aan islamitische organisatie, meebetalen aan de bouw van moskeeën en vooral door publieke verheerlijking van de bijdrage van moslims aan Nederland. Geert Wilders wil juist moskeeën sluiten, imams uitzetten en de grens sluiten voor islamitische immigranten.
Nuttige idioten
Een aantal politici, wetenschappers en instituties gaf jarenlang ruim baan aan de activiteiten van Kuzu, El Ouali en Elforkani. De oprichters van DENK, Kuzu en Özturk, komen uit de PvdA voort. El Ouali van NIDA zat jarenlang bij GroenLinks. In Rotterdam werkten SP, GroenLinks en PvdA lokaal samen met NIDA ondanks nationale kritiek. Elforkani was een graag geziene gast bij politieke partijen en mocht in 2018 meebeslissen over de kandidatenlijst van de PvdA in Amsterdam. Met zoveel innigheid met de linkerkant van de politiek is het niet vreemd dat deze heren zich machtig zijn gaan voelen.
Zoals men in de Koude Oorlog sprak van fellow travellers – Lenin sprak van ‘nuttige idioten’ over dergelijke medestanders – die alles wat de Sovjet-Unie deed goedpraatten, zo hebben de Elforkani’s hun medestanders in de Nederlandse politiek en wetenschap.
‘Kwetsbaar’, ‘beledigend’
Cultureel antropoloog en islamkenner Martijn de Koning wijst op de kwetsbare positie van moslims en het in zijn ogen veel grotere gevaar van ‘populistisch’ rechts. ‘Want wat voor vrijheid van meningsuiting willen we eigenlijk? Eén waarbij iedereen maar kan roepen wat ‘ie wil? Want dan is het onvermijdelijk dat minderheidsgroepen worden gedemoniseerd, waardoor ze uit het debat worden geduwd. Wil je dat deze mensen hier toch toegang toe krijgen, dan kunnen bepaalde dingen niet gezegd worden, dan moet je andere beperkingen opleggen. Hoe paradoxaal ook.’
‘Nederland is in de greep van Islamofobie’ liet migratie-expert Walter Palm, auteur van het boek ‘Het sluipend gif van islamofobie’ in 2019 optekenen. Na de onthoofding van Samuel Paty schreef Palm: ‘In het zonnetje zetten van beledigende cartoons is onbeschrijflijk lomp’. De oplossing van Palm is dat leraren op eieren gaan lopen: ‘Daarnaast zouden leraren ondersteuning moeten krijgen bij het geven van les over controversiële onderwerpen als het koloniale verleden, het slavernijverleden, de Holocaust, homoseksualiteit en de cartoons van Charlie Hebdo’. Wat er precies ‘controversieel’ is aan homoseksualiteit en geschiedenislessen over de Holocaust krijgen we van Palm niet te horen.
‘Prudente meningsvrijheid’
CDA Europarlementariër Wim van der Camp tweette op 28 oktober 2020: ‘Ik heb altijd geleerd dat je de vrijheid van meningsuiting prudent moet gebruiken. En die Vrijheid kan bij wet worden beperkt. Het bewust beledigen van andermans religie valt daar in mijn ogen niet onder’ . Het roept herinneringen op aan het plan van CDA-er Piet Hein Donner om na de moord op van Gogh de wet tegen godslastering af te stoffen.
CDA-minister Ernst Hirsch Ballin liet een cartoonist van zijn bed lichten, wat bijdroeg aan het klimaat in Nederland waarin niemand nog cartoons over Mohammed of de islam tekent. Met het tonen en bespreken van cartoons over de islam op scholen gaat het dezelfde kant op: de politie meldde op 3 november 2020 een bedreiging van docenten in Rotterdam vanwege een spotprent over een jihadist aan de muur van een klaslokaal. Eén leraar moest onderduiken.
Omvang radicalisering?
In Nederland is volgens het CBS circa 5 procent van de bevolking moslim. . Daarvan is een onbekend deel niet of amper belijdend. Bij de laatste verkiezingen haalde DENK drie zetels in de Tweede Kamer, wat neer komt op ruim 200.000 kiezers. Lokale islamitische partijen als PvdE in Den Haag en NIDA in Rotterdam zijn weliswaar relatief klein maar ze trekken bij lokale verkiezingen wel een fors deel van de ‘islamitische stem’.
Hoeveel salafisten zijn er eigenlijk in Nederland? Arabist Leo Kwarten sprak van ‘enkele duizenden’ in 2016. En wat is eigenlijk een salafist? Leo Kwarten omschrijft die als: ‘Een salafist is een moslim die kijkt naar de tijd dat de profeet Mohammed leefde. Hij schikt zijn leven naar de manier van leven in die tijd, de 7e eeuw’, zegt Kwarten. ‘Het gaat bijvoorbeeld om de behandeling van vrouwen, tafelmanieren, baarddracht en kledingvoorschriften.’
Geert Wilders tweette op 3 november over de 100.000 ondertekenaars van de petitie tegen belediging van Mohammed: ‘Deze mensen horen dus niet in Nederland thuis’.
Het hebben van ondemocratische of totalitaire gedachten is echter in Nederland nog niet strafbaar. Moslims met een Nederlands paspoort mogen in hun gedachten verlangen naar een religieuze tribale maatschappij waarin cartoons verboden zijn en de islamitische wetgeving heerst, zolang ze niet tot actie overgaan om de democratie en de rechtstaat te bedreigen.
DENK en NIDA zetten wel de eerste stappen in die richting door eisen te stellen – zoals een verbod op belediging van Mohammed of zelfs van de islam – die tegen grondrechten en potentieel tegen de rechtsstaat ingaan. Die eisen gaan gepaard met agressieve retoriek, hetzelfde wat moslims Geert Wilders – die ooit een koranverbod voorstelde – verwijten.
Salafistische organisaties verbieden?
In een uitzending van talkshow Op1 op 3 november 2020 gaf de Arnhemse burgemeester Ahmed Marcouch, die in het verleden vergeefs pleitte voor een verbod op salafistische organisaties, aan dat salafisten helemaal in de ban zijn van hun heilstaat – het kalifaat – en geweld als legitiem zien.
Terrorismedeskundige Beatrice de Graaf zei dat verbieden zeer moeilijk is onder de wet. Ze wees op het gevaar moslims te vervreemden door organisaties te verbieden, want voor het voorkomen van aanslagen is de medewerking van moslims nodig die autoriteiten waarschuwen en zich afvragen ‘waarom is mijn vriend met een Kalasjnikov aan het oefenen’.
In dat stadium van het radicaliseringsproces signaleren overigens rijkelijk is laat, maar individuen radicaliseren vaak in afzondering in hun hoofd. De Graaf wees er op dat informatievergaring en politiewerk op straatniveau van groot belang zijn om aanslagen te voorkomen. Ze stelde dat in islamitische gemeenschappen melden bij de politie snel als taboe of verraad wordt gezien.
Antidemocraten kunnen de democratie misbruiken
Rechtsgeleerde Amos Guiora beschrijft in het boek ‘Populist and Islamist Challenges for International Law’ uit 2019 de zwakke plek van de democratie: mensen met ondemocratische ideeën, zoals salafisten en neonazi’s, kunnen en mogen een politieke partij oprichten en meedoen aan verkiezingen. Met als gevaar dat ze, eenmaal gekozen op nationaal of lokaal niveau, de ruimte hebben te groeien en invloed uit te oefenen.
Een weerbare democratie (‘militant democracy’) zou, zegt Guiora, de vrijheid van spreken en vrijheid van vereniging van ondemocratische bewegingen aan banden kunnen leggen. Anders dreigt het gevaar van een ‘bystander democracy’, een democratie die toekijkt hoe ze van binnenuit wordt ondergraven.
In Nederland is in 1999 de extreemrechtse Centrum Partij ‘86 verboden als criminele organisatie op grond van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht, mede op basis van eerdere veroordelingen van leden op basis van artikel 137 van het Wetboek van Strafrecht wegens belediging, discriminatie en aanzetten tot haat. Strafrechthoogleraar Ybo Buruma schreef destijds al een annotatie bij het arrest waarin hij het verbod onterecht noemde.
Wanneer is een partij extreem genoeg om te verbieden?
De AIVD publiceerde in 2004 een uitgebreide studie getiteld ‘Van Dawa tot Jihad. De diverse dreigingen van de radicale islam tegen de democratische rechtsorde’ De AIVD wees hierin op het ontstaan van ‘islamitisch nationalisme’, waarin de mythe centraal staat van de onderdrukking van de moslims overal ter wereld. Dat verhaal kennen we van DENK en NIDA.
De AIVD wijst op openlijke jihad en heimelijke jihad. De laatsten streven naar omverwerping van de democratische rechtstaat zonder hiervoor openlijk uit te komen. De AIVD schrijft: ‘Er bestaan diverse vormen van radicale islam die zeer ingrijpende veranderingen nastreven in de samenleving, maar daarbij geen gewelddadige activiteiten ontplooien. Terrorismebestrijders schrijven aan deze vormen van niet-gewelddadige radicale islam vaak een indirecte dreiging toe. Zij stellen dat deze niet-gewelddadige varianten een voedingsbodem voor verdere radicalisering kunnen zijn.’
Nationale veiligheid
Een organisatie die het afschaffen van de democratie nastreeft of terrorisme aanmoedigt is straks wellicht te verbieden als het wetsvoorstel van minister van Rechtsbescherming Sander Dekker tot verbod van antidemocratische organisaties door de Eerste Kamer is. Uitlokken of bevorderen van geweld en aanzetten tot haat of discriminatie zijn mogelijke gronden voor een verbod. Politieke partijen zijn – vanwege de grondrechten van meningsuiting en godsdienst – overigens uitgesloten van het toepassingsbereik van de wet, net als kerkgenootschappen en vakbonden.
Een politicus als Arnoud van Doorn van de Haagse lokale Partij van de Eenheid, die regelmatig dreigende taal uit, kan ook na invoering van de nieuwe wet van Dekker ongestoord zijn gang gaan. In 2018 raadde de commissie-Remkes overigens wel aan een Wet op de Politieke Partijen op te stellen voor het verbieden of ontbinden van politieke partijen die de grondslagen van de democratische rechtstaat bedreigen.
Amnesty wijst er op dat het wetsvoorstel van Dekker het begrip ‘nationale veiligheid’ hanteert dat (bewust) vaag is omschreven. De mensenrechtenorganisatie waarschuwt dat staten de neiging hebben op grond van de ‘nationale veiligheid’ van alles te verbieden en burgers monddood te maken. Amnesty wijst op ‘subjectieve en gepolitiseerde’ opvattingen over welke organisaties gevaarlijk kunnen zijn en meent dat de wetgeving vooral is ingegeven door politieke zorgen over salafistische organisaties.
Amnesty waarschuwt verder dat actiegroepen die vreedzaam protesteren tegen Zwarte Piet of tegen windmolenparken in de beklaagdenbank kunnen komen. Hetzelfde geldt natuurlijk voor actievoerders tegen coronamaatregelen.
Wie door politici steeds publiekelijk wordt veroordeeld loopt grotere kans in de categorie ‘ondemocratische organisatie’ terecht te komen. En wie, zoals onlangs Black Lives Matter, bij premier Mark Rutte op de koffie mag komen ontloopt die classificatie eerder.
Naast politici die de gevaren van salafistische organisaties benadrukken bestaan ook politici die het gevaar van salafisten en andere moslimfundamentalisten bagatelliseren. Kortom, rondom toepassing van de wet om ondemocratische organisaties te verbieden gaat makkelijk politiek ontstaan. Zeker omdat bij een verbod weer artikel 137 van het Wetboek van Strafrecht om de hoek komt kijken, met de categorieën aanzetten tot haat en discriminatie.
Ophouden met meebuigen
Waar ondoordacht invoeren van strengere normen tegen discriminatie en hate speech toe kunnen leiden zien we in Schotland, waar de regerende partijen een Orwelliaanse Hate Speech Bill hebben opgesteld, die zelfs mensen wil straffen die in hun eigen huis iets discriminerend zouden zeggen. Vervolging onder dit soort wetgeving hangt sterk af van de aangiftebereidheid van bevolkingsgroepen. En er is, zoals we hebben gezien, in Nederland geen gebrek aan imams en politici die elke vorm van kritiek op de islam beledigend, discriminerend of haat zaaiend noemen.
Verbieden van geldstromen uit het buitenland voor moskeeën en scholen, verbieden van informele koranlessen en uitzetten van risicovolle types, zoals Frankrijk doet, zijn mogelijkheden om iets te doen aan het gevaar van radicale islamitische groeperingen. Morrelen aan het recht op vereniging en uitingsvrijheid, of zelfs het ondoordacht verbieden van politieke partijen, brengt echter risico’s met zich mee voor de burgerrechten van ons allemaal.
Politici en bestuurders kunnen het snelste resultaat boeken door het loslaten van hun meebuigende opstelling. Continu toegeven aan eisen van gekwetstheid – zoals van de leerlingen in Rotterdam – voedt het agressieve superioriteitsgevoel van moslimclubs als DENK en NIDA en van imams die op het vinkentouw zitten om de grondwettelijke vrijheden van de democratische rechtsstaat in te perken.