Polen en Hongarije hoeven zich door Anne Applebaum niets te laten gezeggen

anne-applebaum-hier-met-haar-echtgenoot-de-poolse-politicus-radoslaw-sikorski
Anne Applebaum, hier met haar echtgenoot, de Poolse politicus Radoslaw Sikorski.

Econoom en columnist David P. Goldman schreef onderstaand artikel naar aanleiding van het boek ‘The Twilight of Democracy: The Seductive Lure of Authoritarianism’ van de Amerikaans-Poolse journaliste Anne Applebaum – in het Nederlands verschenen als De schemering van de democratie.  Goldman’s artikel verscheen eerder, op 15 oktober, in Law & Liberty, onder de titel Anne Applebaum’s Pride and Prejudice. Vertaling: Chris Rutenfrans.

Dit is geen boek, maar meer een Atlantic-essay dat met een potsierlijk groot lettertype en komisch brede marges is opgeblazen tot een product van 25 dollar. De typografie is bijna even beledigend voor het oog als een groot deel van de inhoud voor de geest. Het is een nauwelijks samenhangende tirade tegen voormalige vrienden en politieke tegenstanders. Het is een aanval van woede van een progressief die na de val van het communisme een universalistisch millennium verwachtte en tot haar afgrijzen ontdekte dat nationale identiteit er nog steeds toe doet.

Een halve eeuw bezetting door nazi’s en communisten heeft de geest van de naties van Oost-Europa bijna verpletterd; tien jaar geleden stonden ze demografisch op het punt van uitsterven. De nieuwe nationalisten die nu Hongarije en Polen regeren, en die het object zijn van Applebaum’s meest verschrikkelijke verwensingen, hebben een levendige economie opgebouwd, geboortecijfers doen stijgen en op de ruïnes van voormalige Sovjet-kolonies levensvatbare democratieën gebouwd. Ondanks hun misstappen – die veelvuldig en soms ernstig zijn – hebben ze landen die nog niet zo lang geleden een kerkhof van de menselijke geest leken opnieuw hoop voor de toekomst gegeven.

Applebaum’s ex-vrienden

Anne Applebaum’s lijst van kleine Hitlers bevat enkele ex-vrienden die aanwezig waren op haar Oudejaarsavondfeestje in Polen in 1999, toen haar man Radek Sikorski ambtenaar was bij buitenlandse zaken, en ook vroegere kennissen zoals de huidige Britse premier Boris Johnson. De afvallige feestgenoten zijn op een of andere manier veranderd van activisten voor democratie in nazi’s, volgens Applebaum omdat zij lijden aan een ‘autoritaire persoonlijkheid’.

Op haar lijst staan ook ‘de oude Hongaarse rechtsen, de Spaanse rechtsen, de Franse rechtsen, de Italiaanse rechtsen en, heel speciaal,  de Britse rechtsen en de Amerikaanse rechtsen’. Het is moeilijk om Applebaum’s ideologische wrok tegen vrienden die de liberale dogma’s van 1989 hebben verlaten los te zien van haar persoonlijke teleurstelling over de carrière van haar man.

Boris een fascist?

Boris Johnson een crypto-fascist? Wie behalve de overspannen mevrouw Applebaum heeft dat opgemerkt! Ze placht met Johnson een pint in de pub te drinken toen zij nog adjunct-hoofdredacteur van de Spectator was en hij burgemeester van Londen, maar sindsdien heeft ze ontdekt dat de premier een leugenaar is, een gezinsondermijnende rokkenjager en een ontluikende autoritaire persoonlijkheid vanwege Applebaum’s oppositie tegen Brexit. Ze beweert dat de opkomende fascisten van de Britse eilanden hun landgenoten bedrogen door te liegen dat hun stem voor ‘Leave’ geld zou besparen voor de National Health Service.

Deze verklaring voor Brexit is, net zoals alles in het boek, uiterst leugenachtig. Wat je ook mag denken van de voorstanders van ‘Leave’, feit blijft dat Groot-Brittannië stond voor een echte crisis als gevolg van de door de Europese Unie verplichte immigratie.

Applebaum vermeldt niet dat Groot-Brittannië werd overstroomd door 300.000 Roemeense en Bulgaarse immigranten nadat die verarmde landen in 2014 waren toegetreden tot de Europese Unie en evenmin dat de Britten de Europese Unie vergeefs hadden verzocht om verlichting van de massa-immigratie. Democratie is alleen aantrekkelijk voor Applebaum als mensen stemmen zoals zij denkt dat ze moeten stemmen. Met een schoolvoorbeeld van wat William Empson onbedoelde ironie noemde verdedigt ze de heerszuchtige, ongekozen bureaucratie van de Europese Unie als redder van de democratie tegen de zogenaamde autoritairen die een referendum wonnen met 52 tegen 48 procent.

Verwijzen naar Hitler of Stalin

Leo Strauss maakte het type polemische karikatuur belachelijk dat hij reductio ad Hitlerum noemde, en als het mogelijk is een karikatuur van een karikatuur te maken, is Applebaum daarin geslaagd. Ze komt aanzetten met Hannah Arendt’s idee van de ‘autoritaire persoonlijkheid’, een eenzaam individu dat ‘zonder enige sociale band met familie, vrienden, of kennissen, zijn gevoel een plek in de wereld te hebben alleen maar kan ontlenen aan zijn behoren tot een beweging, zijn lidmaatschap van de partij’.

Met Arendt haalt Applebaum de marxistische criticus Theodor Adorno aan, die beweerde dat een neiging tot autoritarisme voortkwam uit persoonlijkheidskenmerken als onderdrukte homoseksualiteit. Of je Arendt en Adorno nou serieus neemt of niet, toen zij de term ‘autoritaire persoonlijkheid’ gebruikten, bedoelden ze te verwijzen naar echte aanhangers van Hitler en Stalin die tientallen miljoenen mensen vermoordden.

Hoezo illiberaal?

Vervolgens vervangt Applebaum de kwalificatie ‘autoritair’ door ‘illiberaal’, in de verwachting dat de lezer aanneemt dat ze hetzelfde zijn. Als dat onsamenhangend klinkt, is het niet mijn fout. Wat ze bedoelt met een ‘illiberaal’ is iemand die ‘rechtbanken wil ondermijnen om zichzelf meer macht te geven’.

Dit verwijst naar de partij voor Recht en Rechtvaardigheid (PiS) in Polen, die Applebaum’s echtgenoot Radek Sikorski de ministerspost waarop hij hoopte op schandelijke wijze onthield, namelijk door de verkiezingen te winnen. De lezer wordt verwacht de sprong te maken van de Poolse justitiële hervormingen naar de vernietigingskampen.

De justitiële hervormingen

De justitiële hervormingen in Polen, onderwerp van eindeloze afkeuring door de buren van het land in de Europese Unie, getuigen niet van ideaal staatsmanschap. Ze kwamen veel te laat: de communistische regering van voor 1989 creëerde en benoemde een zelf-selecterende rechterlijke macht die de val van het communisme grotendeels intact, corrupt, bekrompen en vijandig tegenover democratische normen overleefde.

Voor de hervormingen waarmee de regerende PiS-partij in 2015 begon, werd de Poolse rechterlijke macht niet beperkt door checks and balances. Zoals Pawel Dobrowolski en Matthew Tyrmand uitleggen ‘worden rechters door andere rechters gerecruteerd voor de rechterlijke macht. Vervolgens verheffen rechters andere rechters tot hogere posities in de rechterlijke macht. En rechters worden geacht om andere rechters verantwoordelijk te houden voor hun wandaden. Helaas is gebleken dat zij traag zijn in hun reactie op zowel zware als lichte gevallen van corruptie in eigen gelederen’. Destijds was er geen procedure om corrupte rechters uit hun ambt te ontzetten, en het Poolse hooggerechtshof was buitensporig langzaam in zijn handelen als er bewijs was voor rechterlijk wangedrag.

Amerika’s rechters

Amerika kan zich verheugen in een onafhankelijke rechterlijke macht, op één punt na: onze belangrijkste rechters worden benoemd door ambtenaren die zijn gekozen door de kiezer. Federale rechters worden voor het leven benoemd en zijn niet onderworpen aan directe politieke druk, maar de politici door wie ze zijn aangesteld moeten zich verantwoorden tegenover de kiezers. Als rechters zich de rol van wetgever toe-eigenen (of als wetgevers hun verantwoordelijkheid afstaan aan rechters), krijgt de vraag wie hun opvolgers zal aanstellen de onverdeelde aandacht van het electoraat – zoals in de recente Amerikaanse presidentsverkiezing.

Het evenwicht tussen de verschillende machten is niet volmaakt, maar werkt gewoonlijk wel. Toch kan het met politieke bedoelingen worden verstoord. Het kan Applebaum niet schelen dat topambtenaren van de Amerikaanse FBI logen tegen FISA-rechters om een machtiging te krijgen om de verkiezingscampagne van Donald Trump te onderzoeken en de nationale veiligheidsadviseurs van president Trump in een meineedval lokten, of dat speciale aanklager Robert Mueller een twee jaar durende heksenjacht tegen de president en de zijnen voerde op voorwendsel van valse beschuldigingen van Russische inmenging in de verkiezingen van 2016.

Polen: doel voorbij geschoten

Door de hervormingen heeft de Poolse regering meer zeggenschap over de rechterlijke macht gekregen dan het geval is in Amerika; ze zijn hun doel om Polen dichterbij het Amerikaanse systeem van checks en balances te brengen voorbijgeschoten. De hervormingen van de wet en het justitiële systeem zijn abrupt en hardhandig doorgevoerd, wat nog werd verergerd doordat de Poolse minister van Justitie Zbigniew Ziobro, die zijn functie combineerde met die van hoofdofficier van justitie, deze dubbele rol gebruikte om zijn eigen politieke agenda te bevorderen.

‘Laat me een persoonlijk belang openbaren’, schreef Applebaum eerder dit jaar in The Atlantic, waar ze schrijvend redacteur is. ‘Ik ben getrouwd met een Poolse politicus die tot de oppositie behoort en die nu lid is van het Europees Parlement. Hij weet – wij weten – dat gepolitiseerde rechtbanken uiteindelijk tegen ons en onze vrienden gebruikt kunnen worden… gepolitiseerde rechters zouden… nepbewijs kunnen gebruiken om leden van de politieke oppositie op te sluiten.’

Polen sloot de oppositie niet op

Maar de politieke oppositie werd niet opgesloten; ze was vrij om de agenda van de regering te bestrijden bij de presidentsverkiezingen van afgelopen juli, die ze, bij een grote opkomst, met een smalle marge verloor. De hervormingen in Polen kwamen tegemoet aan een dringende behoefte, op een onhandige en soms politiek smerige wijze, maar ze begonnen met het mandaat van de kiezers in vrije en eerlijke verkiezingen en werden vervolgens door de kiezers bekrachtigd in nog eens een ronde van net zo vrije en eerlijke verkiezingen dit jaar.

De Poolse regering deed wat Franklin Roosevelt tevergeefs probeerde, en wat Joe Biden weigert te zeggen dat hij niet zal doen: de rechtbanken volstouwen met rechters van je eigen voorkeur. Dat is niet Montesquieu’s ideaal van checks en balances, maar het is ook geen nazisme.

Doelwit Orbán

Een andere zogenaamde autoritair van Applebaum is de al lang zittende president Viktor Orbán van Hongarije, die de laatste verkiezingen won met tweederde van de stemmen. Ongetwijfeld heeft Orbán overheidsgelden gebruikt om zijn politieke vrienden te begunstigen, vooral die in de media, maar in het internettijdperk hebben zijn tegenstanders geen moeite om hun standpunten te verkondigen.

Orbán is vooral zo enorm populair omdat hij zo succesvol is geweest. Boedapest, tien jaar geleden nog een saaie uithoek, is nu een van de aantrekkelijkste steden van Europa, waar startups (inclusief een groot contingent Israëliërs) naartoe worden gelokt met lage kosten, een goede infrastructuur en een levendige cultuur, met inbegrip van het meest zorgeloze Joodse leven dat je op het Europese continent kunt aantreffen. Orbán is minder een moderne partijbaas dan een terugkeer naar de oude Dubbelmonarchie, behalve dan dat hij zijn subsidies aftroggelt van Brussel in plaats van Wenen. Steun van de Europese Gemeenschap bedraagt ongeveer 4 procent van het bruto binnenlands product van Hongarije.

Hongarije wilde geen asielzoekersquota van Brussel

Het belangrijkste twistpunt tussen Boedapest en Brussel was Orbán’s weigering om een vastgesteld quota aan vluchtelingen uit het Midden-Oosten te accepteren, een houding die overweldigende steun onder de bevolking geniet en een belangrijke verklaring vormt voor de enorme electorale meerderheid van Orbán. Volgens een peiling van het Pew Research Center uit 2016 vindt 82 procent van de Hongaren dat ‘vluchtelingen een last zijn omdat ze onze banen en sociale voorzieningen afpakken’, en 76 procent meent dat ‘vluchtelingen de kans op terrorisme in ons land groter zullen maken’.

De rijkste Hongaar ter wereld, George Soros, is een fervente voorstander van meer immigratie in Hongarije en dit heeft hem gemaakt tot Orbán’s belangrijkste politieke tegenstander.

Mag je geen kritiek uitoefenen op Soros, alleen omdat hij van Joodse afkomst is?

Applebaum schrijft: ‘De propaganda in Hongarije … houdt vol dat Soros de belangrijkste aanstichter is van een complot om de blanke, christelijke Europeanen – en Hongaren in het bijzonder – te vervangen door moslims met een bruine huidskleur. Deze bewegingen zien immigranten niet alleen als een economische last of een terroristische dreiging, maar veeleer als een existentiële uitdaging voor de natie zelf. Verschillende keren heeft de Hongaarse regering het gezicht van Soros op posters afgebeeld, op de vloeren van metrotreinen en in folders, in de hoop dat het Hongaren zo bang zal maken dat zij de regering gaan steunen.’

Voor Applebaum bewijst dat dat Orbán een antisemiet is, omdat Soros van Joodse afkomst is. De orthodoxe rabbi’s van Boedapest, die Orbán wekelijks ontmoeten, denken dat niet. Boedapest is de enig overgebleven stad op het Europese continent waar een Jood zonder angst een keppeltje kan dragen (omdat er erg weinig moslim-immigranten zijn). Soros is een speciaal geval. De 400 miljoen dollar die de Soros Foundation sinds 1989 heeft uitgegeven in Soros’ geboorteland vormen het equivalent van 60 miljard dollar aan politieke uitgaven in de Verenigde Staten. Daarin zijn niet de 250 miljoen verdisconteerd die zijn gedoneerd aan de Centraal Europese Universiteit, die sinds 1993 in Boedapest gevestigd is. Soros is een kwestie omdat zijn gigantische voetafdruk in de Hongaarse politiek hem een kwestie maakt. Het heeft niets te maken met zijn Joodse afkomst.

Orbán en Israël

Applebaum maakt er geen melding van dat Orbán, die twintig jaar geleden bevriend raakte met de Israëlische premier Benjamin Netanyahu, zorgt voor een betrouwbaar veto bij anti-Israël resoluties binnen de Europese Gemeenschap en de eerste Europese leider is die een regeringskantoor heeft gevestigd in Jeruzalem. Ik heb Orbán ontmoet in 2018 en uitvoerig gesproken met zijn adviseur María Schmidt, die Applebaum zwaar bekritiseert zonder te vermelden dat haar overleden echtgenoot Joods was.

Orbán en de zijnen vertegenwoordigen een nieuw soort filosemiet. Hongarije en Israël zijn landen met een gelijksoortige bevolkingsomvang, maar Israël is een supermacht in zakformaat geworden met de snelst groeiende bevolking van de industriële wereld terwijl de etnisch-Magyaarse bevolking van Hongarije krimpt. Hongaarse nationalisten als Orbán en Schmidt zien Israël als een voorbeeld; ze willen het succes van Israël begrijpen en navolgen.

De Oost-Europese lappendeken

Door eeuwen invasies, bezettingen en oorlog ziet Oost-Europa eruit als een etnische lappendeken. Voor 1914 bestond slechts de helft van de Hongaarse bevolking uit Magyaren, de andere helft bestond uit Polen, Oekraïeners, Tsjechen en andere minderheden. Het verdrag van Trianon in 1920 beroofde Hongarije van tweederde van zijn land en liet de helft van zijn bevolking als etnische minderheid wegkwijnen in zijn buurlanden. De huidige bevolking van Hongarije is iets minder dan 10 miljoen, terwijl 3,3 miljoen Hongaren verspreid leven in andere landen. Polen verkeert in een gelijksoortige situatie met een bevolking van 38 miljoen en een diaspora van 20 miljoen, grotendeels als gevolg van vrijwillige emigratie.

Het vruchtbaarheidscijfer van Hongarije is in de jaren 1990 gedaald tot onder de 1,3 (kinderen per vrouw) en nog lager onder de etnische Magyaren, terwijl dat van Polen daalde tot 1,2. De emigratie naar welvarender EU-landen beroofde deze landen van hun bevolking in de vruchtbare leeftijd. Het Poolse en Hongaarse nationalisme ziet zich geconfronteerd met een existentiële bedreiging, namelijk demografische en culturele uitsterving.

De wens om te blijven bestaan

In zekere mate zijn de Polen en Hongaren die Applebaum zo veracht teruggekomen van de rand van de afgrond. Vruchtbaarheidscijfers zijn gestegen dankzij genereuze stimulansen voor gezinnen met kinderen en de emigratie is aan het keren. Hun zorgen om de westerse beschaving en om hun nationale culturen is geen sentimentele demagogie maar eerder een uitdrukking van de wens om te blijven bestaan.  

Voor de worstelende naties van Oost-Europa is de Europese Unie een hospice die de pijn verzacht van een langzame, treurige doodsstrijd. Beweren dat de ongekozen bureaucraten in Brussel voorvechters van democratie zijn tegenover de gekozen regeringen van het ‘illiberale’ Polen of Hongarije is een gotspe.

Brandschoon zijn ze niet

Vaak zijn de nationalisten onhandig. Soms zijn ze weerzinwekkend. In een essay voor Tablet Magazine heb ik de Hongaarse autoriteiten gekritiseerd omdat ze in het verplichte curriculum voor de middelbare school nationalistische schrijvers uit de jaren 1920 en 1930 hadden opgenomen die de nazi’s steunden en antisemitisme propageerden.

De Poolse regering kwam, in een onhandige poging om de nationale trots te cultiveren, dicht bij het criminaliseren van de publieke discussie over Poolse collaborateurs tijdens de Holocaust. Maar dit zijn afwijkingen van een vorm van nationalisme dat de westerse beschaving, religie en de familie eert als het fundament van het nationale leven. Ze vertrouwen op het leiderschap van de Verenigde Staten en, in veel gevallen, op de inspiratie van Israël. Wat hun tekortkomingen ook mogen zijn, ze bieden hoop op nationale wederopleving.

Landen die een generatie geleden nog aan de demografische afgrond stonden, komen nu weer op kracht. Ze hebben geen mevrouw Applebaum nodig om hen te vertellen hoe ze hun regeringsstelsels moeten herzien.