Bomhoff over Bolkestein: geen waarden opleggen
Eduard Bomhoff heeft lof voor Frits Bolkestein, die zijn laatste – nou ja, laatste – boek heeft gepubliceerd. Maar hij heeft ook drie punten van kritiek: op Bolkesteins immigratie-opvattingen met name.
Het is zijn dertigste boek: ‘Bij het scheiden van de markt’, een nieuwe bundel met toespraken van de laatste jaren. Soms erg spreektaal: ‘Ik kom daar zo meteen op terug’ of ‘om dit punt af te sluiten’. Ook herhalingen, soms letterlijk. In zijn toespraken over Europa memoreert Bolkestein – zelf oud-commissaris – steevast dat 28 Europese commissarissen te veel zijn is. En dus lezen we zes keer in zes hoofdstukken: ‘Volgens mij zijn twaalf commissarissen voldoende om dat dagelijks bestuur te vormen’.
Maar verder is Bolkesteins politieke proza steeds duidelijk, gedisciplineerd en doordacht. In zijn geliefde Engeland – hij schrijft dat Brexit niet door zal gaan omdat de Britten toch niet zo stom kunnen zijn – kunnen politici goed schrijven: ik heb genoten van memoires van Roy Jenkins, Nigel Lawson en Denis Healey. Een eerdere generatie Engelse politici had zelfs een Nobelprijs winnaar voor literatuur: Winston Churchill. In Nederland steekt Bolkestein ver uit boven alle politici die meer comfortabel zijn met makkelijke interviews en vlotte praatprogramma’s.
Bij Bolkestein ook nergens de lauwe en flauwe taal van een Jan Peter Balkenende die in zijn boek ‘Anders en Beter’ schrijft: ‘Het CDA staat naast mensen, omdat het oog heeft voor problemen waar mensen tegenaan lopen’ (Balkenende, 2002, p. 11).
Geen liefhebber van het politieke handwerk
Toenmalig minister Hans Hoogervorst legde mij in 2002 uit, dat Frits Bolkestein liefst vanuit de wolken op grote hoogte neerkijkt op het politieke landschap. Bolkestein was nooit een liefhebber van het politieke handwerk; van hem geen gedetailleerde inzichten over besturen, budgetten en bevoegdheden.
Bolkestein kon onvervaard pleiten voor maatregelen die al lang genomen waren, of ook welsprekend oproepen tot beleid dat nooit door zijn eigen partij zou worden ingevoerd. Veel Nederlandse politici beschrijven zichzelf als ‘bestuurder’; Bolkestein is geen bestuurder maar in zijn eigen woorden een ‘koopman’ in de markt voor ideeën.
Net als president Obama en zo veel andere politici veranderde Bolkestein van mening over het homohuwelijk. Toen D66 in 1996 een motie indiende om de mogelijkheid van een homohuwelijk te onderzoeken – niet in te voeren, maar alleen te onderzoeken! – stemde Bolkestein tegen. Twintig jaar later schrijft socioloog Jan Willem Duyvendak met humor dat het homohuwelijk sinds kort de trots is van onze joods-christelijk-humanistische traditie.
Hoezo joods-christelijke waarden?
Bolkestein eist dat immigranten in Nederland zich bekennen tot joods-christelijke waarden, maar het voorbeeld van het homohuwelijk illustreert dat die traditie niet zo stabiel is als Bolkestein wil doen geloven. Dat is een van mijn drie punten van kritiek op zijn standpunt over immigratie. Bolkestein heeft moedig gesproken over nationale cohesie in de tijd dat vooral de PvdA geen eisen wilde stellen aan immigranten voor taalbeheersing, bereidheid om te werken en in het algemeen aanpassing aan Nederlandse normen.
Maar Bolkesteins poging om gedrag en normbesef af te leiden van joods-christelijke waarden is fout, niet alleen omdat gedrag en normen veranderen, maar ook omdat het beledigend is voor aanhangers van andere levensbeschouwingen (Christelijk Nederland was het laatste land in West-Europa dat de slavernij afschafte; Jan Pieterszoon Coen zat elke zondag in de kerk maar was door de week schuldig aan genocide op de Banta-eilanden om daar een winstgevend specerijenmonopolie te vestigen).
Er is helaas in veel Islamitische landen een ernstig tekort aan respect voor vrouwen en meisjes, en dat is niet acceptabel voor immigranten naar Nederland, maar we vertroebelen dat onderwerp door te zoeken naar verschillen tussen Joodse, Christelijke en Islamitische waarden. Het probleem met waarden is niet dat ze zo verschillen tussen de drie geloven die alle drie dezelfde God aanbidden, maar dat ze onderling conflicteren.
Hoeveel vrijheid moeten we tolereren? Wanneer botst respect op gelijkheid? Dat Duitsland bij voorbeeld eerder grenzen stelt aan de vrijheid van belediging dan Amerika, heeft niets van doen met verschillende waarden tussen twee landen met een christelijk verleden, maar met een andere historisch gegroeide afweging van enerzijds vrijheid en anderzijds respect.
Zo tolerant was Nederland niet
Bolkestein doet alsof Nederland altijd tolerant en vrij was, maar hij is oud genoeg om beter te weten. Zelf nooit in de kerk, behalve voor huwelijken en begrafenissen, hoopt hij op een sterkere cultuur van christelijke waarden. Dat doet denken aan de Franse filosoof Voltaire die natuurlijk te verlicht was om in kinderlijke gehoorzaamheid voor de pastoor te knielen, maar wel hoopte dat zijn eenvoudige medeburgers op het rechte pad zouden blijven uit vreze des Heren.
Mijn laatste bezwaar tegen Bolkesteins nadruk op christelijke waarden is dat de staat zich zeker moet bezighouden met het handhaven van normen maar weg moet blijven van waarden. Bolkestein heeft gelijk dat de vrije, moderne staat een fundament moet hebben in de morele overtuigingen van de burgers en ook in een mate van homogeniteit in de samenleving. Maar als de staat zich gaat uitspreken over waarden, dreigt een heel erg fout soort nationalisme (zie Polen, Hongarije, Turkije nu en langer geleden Duitsland en de Anschluss van Oostenrijk).
Bij premier Balkenende vroeg ik me wel af of hij het verschil wist tussen normen en waarden omdat hij die twee altijd gecombineerd uitsprak als ‘nommenenwaade’. Bolkestein weet het verschil heel goed: ‘normen’ zijn regels voor gedrag die de staat moet helpen naleven; ‘waarden’ universeel en lastig te combineren, maar voor hem helaas ook een stok om moslims mee te slaan. Hij heeft meegemaakt – en zijn VVD heeft daarvan geprofiteerd – hoe radicaal de protestantse, katholieke en socialistische ‘zuilen’ in Nederland verdwenen, maar probeert met de nadruk op Christelijke waarden te suggereren dat de moslim-immigranten duurzaam ‘allochtoon’ zijn.
Ik heb eerbied voor Bolkesteins tijdige waarschuwingen tegen te gemakkelijk multiculturalisme en respect voor zijn zoektocht naar wat Nederlanders moet binden, maar betreur dat hij met het hameren op ‘Christelijke waarden’ weliswaar stemmen heeft verzameld voor zijn politieke partij, maar een zuivere discussie slecht heeft gediend.
Frits Bolkestein, Bij het scheiden van de markt, maart 2019, Amsterdam, Uitgeverij Prometheus, 281 pp.