2019: Het jaar van de gefnuikte verwachtingen
Er zijn interessante overeenkomsten tussen het Frankrijk van voor de revolutie van 1789 en het Nederland van 2019. Zoals een politieke kaste die is losgezongen van de werkelijkheid. Een land dat niet arm is, maar waar bestuurders weinig affiniteit hebben met hun burgers.
Hoe moeten we 2019 typeren? Als het jaar van het Malieveld. Het afgelopen najaar was het er dringen geblazen. Het meest luidruchtig waren de boeren met hun trekkers, daarna volgden de bouwers. Eerder was het al de beurt aan 40 000 meesters en juffen.
In andere sectoren togen werknemers niet naar Den Haag, maar ook zij legden het werk neer. Op 20 november was er een landelijke ziekenhuisstaking. In de zomer voerden de politiebonden actie. Als protest tegen de hoge werkdruk schreven ze een dag lang géén boetes uit voor kleine overtredingen, zoals wildplassen en geluidsoverlast.
Het gist in de samenleving en dat terwijl het geld tegen de plinten klotst. Zo lazen we het de afgelopen maanden in de media: onze economische groei ligt boven het Europese gemiddelde en de werkeloosheid is historisch laag. Na de zomer maakte minister van Financiën Wopke Hoekstra ook nog eens bekend dat hij een investeringsfonds opricht met daarin tientallen miljarden euro’s.
Welvarend, maar ontevreden
Zoveel geld en dan toch die maatschappelijke onvrede. De link met de laatste maanden van Paars werd al gelegd. Destijds roemden ze tot in het buitenland ons economische poldermodel en toen was daar ineens Pim Fortuyn. Veronderstelde wetmatigheden raakten aan het wankelen. It’s nót the economy, stupid.
Met de politieke aardverschuiving van toen zou je zeggen dat men leergeld heeft betaald. De praktijk laat anders zien. Gehoord bij het bouwprotest eind oktober: ‘Wij hebben een fantastische welvaart.’ In maart van dit jaar roemde premier Rutte Nederland als het ‘het op een na rijkste land ter wereld’. Dat bleek te optimistisch ingeschat, maar op zichzelf genomen heeft de minister-president gelijk. We zijn ontzettend welvarend. En toch werd een paar dagen later Forum voor Democratie vanuit het niets de grootse partij van de Provinciale Statenverkiezingen. Het had een voorbode moeten zijn voor de hete herfst van 2019.
De burger als melkkoe
Dat gehamer op welvaart. De suggestie is dat je pas hoort te demonstreren wanneer het slecht gaat. Op die manier is de Chileense onrust nog te begrijpen aangezien ze daar per hoofd van de bevolking ruim twee keer zo weinig verdienen als in Nederland. Maar die bij ons? Dan kun je twee dingen doen. Suggereren dat het Malieveld onterecht volloopt. Of beter: toegeven dat de theorie tekort schiet om de heersende onvrede te verklaren.
Burgers bekommeren zich niet alleen om vandaag, ook willen ze weten wat er op hen afkomt. Hoe welvarend zijn ze morgen en nog en de dag erop? Het recente verleden geeft aanleiding tot scepsis. Terug naar 2010, toen Rutte I aantrad. De collectieve lasten bedroegen 35,5 procent van het bruto binnenlands product. Bijna tien jaar later ligt dat getal op bijna 40 procent. In bijna tien jaar zijn huishoudens per jaar gemiddeld ruim 3500 euro meer gaan betalen.
Aan deze stijging lag een combinatie van oorzaken ten grondslag. De bankencrisis moest worden uitgezweet; Nederland vreesde het Brusselse strafbankje en wilde het begrotingstekort zo snel mogelijk wegwerken. Ombuigingen dus, wat een chic woord is voor lastenverzwaringen en bezuinigingen. Inmiddels is de crisis lang en breed voorbij. Bedrijven boeken recordwinsten, de overheid zit er warmpjes bij, maar burgers? Ze werden een melkkoe en zijn dat gebleven.
Als burgers hun eigen geld niet zelf mochten uitgegeven, steeg dan tenminste het niveau van de collectieve voorzieningen? Afgemeten aan de drukte op het Malieveld denkt men daar anders over. Het lukt maar niet om genoeg docenten voor de klas te krijgen. Er is te weinig blauw op straat. Huizen worden niet gebouwd vanwege strenge PFAS-normen, terwijl er een schreeuwend woningtekort is, dat bovendien oploopt.
De politieke denker Alexis de Tocqueville had hier wel raad mee geweten. Hij is dé kenner van maatschappelijke onvrede. In Ancien Régime en de Revolutie (1856) wil hij weten wat maakte dat juist in Frankrijk de revolutie uitbrak. Geen armoede in elk geval, want het land was in de 18e eeuw het meest vooruitstrevende en welvarende land van Europa. De parallel dringt zich op met het Nederland anno 2019. Gefnuikte verwachtingen zorgden ervoor dat destijds de vlam in de pan sloeg.
Lachen bij een schoorsteenpijp
Als er één groep de gefnuikte verwachtingen zijn gaan symboliseren, zijn het de boeren. In de media ging het al snel over de boze boeren. Het allitereert lekker, als een Suske en Wiske-titel, maar de typering ‘boos’ is nogal plat. Tocqueville biedt een scherpere blik op de recente boerenopstand
Als de boer zijn ingezaaide graan wil verdedigen tegen het wild, belemmeren zijn adellijke buren hem dat, schrijft Tocqueville in Het Ancien Régime. ’Ze wachten hem op bij de doorwaadbare plaats in de beek, om hun tol op te eisen. Hij komt ze tegen op de markt, waar ze hem het recht verkopen om zijn eigen etenswaar aan de man te brengen; en wanneer hij, terug in zijn woning, het restant van de tarwe voor zichzelf wil gebruiken, de tarwe die onder zijn ogen en dankzij zijn handen is gegroeid, dan kan hij dat pas doen nadat hij haar heeft laten malen in de molen en laten garen in de oven van dezelfde mensen.’
Je kunt deze passage vrijwel ongewijzigd overhevelen naar nu. Weliswaar heeft de adel plaatsgemaakt voor de overheid, maar hoe groot zijn verder de verschillen? Toen lagen de machthebbers dwars als boeren hun land wilden beschermen tegen wilde beesten, nu gaat het om de stikstof in kunstmest.
Losgezongen van de werkelijkheid
Nog een parellel met de prerevolutionaire tijd in Frankrijk: een politieke kaste die is losgezongen van de werkelijkheid. Wat het vuurtje dit jaar pas echt, oppookte, was het gebrek aan empathie bij beleidsmakers. ‘Natuurlijk laten we de boeren niet aan hun lot over.’ Er moesten goede regelingen komen. Ineens ging het over uitkopen van boerderijen. Ongetwijfeld goed bedoeld, maar voor de boeren zelf een klap in het gezicht. De kille kosten-batenanalyse deed geen recht aan de warme band met hun bedrijf, vaak al generaties in de familie. Het is de vraag of ze het weer kunnen doorgeven aan hún kinderen.
De verkoop-suggestie getuigt van politici die raad weten met rekensommen en cijfertjes, maar weinig affiniteit hebben met de mensen achter die papieren realiteit. Van dat slag is ook D66-fractievoorzitter Rob Jetten. Afgelopen mei was bekend geworden dat de kolencentrale aan de Amsterdamse Hemweg vervroegd zou sluiten, omdat het klimaat dat zou vereisen. Het vertrouwde patroon tekende zich af. Grote offers in het heden, met een te verwaarlozen effect in de toekomst: volgens een klimatoloog van het KNMI zorgen de regeringsplannen voor 0,00007 graad minder opwarming in 2100. Jetten leek het ondertussen een goed idee om te poseren bij de centrale. Met één hand wees hij naar een rokende schoorsteenpijn, met de andere maakte hij een dikke duim. Vermoedelijk zette zijn grijns nog het meeste kwaad bloed. Voor de honderden mensen die er werken valt er weinig te lachen als hun baan straks ophoudt te bestaan.
Het slotwoord is voor Tocqueville, als hij het gevoelsleven van de boer peilt, maar waarmee hij eigenlijk het sentiment van 2019 vertolkt. ‘Stelt u zich de toestand van deze man voor, zijn behoeften, zijn karakter, en zijn hartstocht, en bereken, als u dat kunt, de schatten aan haat en afgunst die zijn opgespaard in zijn hart.’ Dat is wat we zagen op het Malieveld.